Over van alle angst ontdaan verschenen 25-10-11
 

De dood veerde ''door alle ineenkrimpende vliezen terug''. Deze effectieve aanwezigheid van dood is meerzinnig in deze poëzie. De concentratie van de verzen uit zich met extreme helderheid. Wat mythisch lijkt, is tegelijk concreet. Natuur en vergankelijkheid gaan blijvend samen. Een lezer voel zich genodigd de zinnen zowel te horen klinken, als er zelf hardop lezend klank aan te verlenen. Ontdaan kan zowel geschokt zijn als ontroerend vrij. 

''(..) aangrijpende gedichten over de dood (..) zijn poëzie is er niet minder vitaal om geworden. Integendeel, van alle angst ontdaan is een pleidooi voor de schoonheid en wonderbaarlijkheid van het bestaan, juist omdat de dood zich onder ons bevindt (..) De bundel is echter veel meer dan een doodslied. Groenewegen is een van de grootste kenners van de Nederlandse poëzie, met een sterke voorkeur voor minder toegankelijk werk (..) Zijn kennis van de poëzie heeft hem dan ook vanaf zijn eerste bundel tot opvallende vormexperimenten gedreven (..) Heel uitzonderlijk is een politieke litanie die bewust monsterlijke zinnen bevat (..) Het gedicht (..) eindigt echter met het verzoek ongezien, onmondig en ontwetend te mogen blijven (..) Het magistrale slotgedicht poogt een einde te maken aan alle angst (..) De laatste woorden behelzen een smeekbede, aan de geliefde ongetwijfeld, aan de lezer misschien, maar zeker ook aan de doodsengel: 'reik naar mij, ergens zijn wij, teder, teer, erg smerig, van aarde, aanraakbaar'. '' Piet Gerbrandy, 'Bewust monsterlijke zinnen', in: De Groene Amsterdammer, 23-2-12.

''We zien dus niet zomaar 'een dood' koprollen maken, we gaan een bundel lezen waarbij 'een dood' letterlijk de pen heeft gehangen waarmee hij geschreven is. De bundel van alle angst ontdaan is met de dood op de hielen geschreven.  Des te frappanter is het dat zich hier een dichterschap toont dat verre van dood is. Hans Groenewegen laat geen register onbenut, geen procedé ondoorlopen, geen betekenis onopgeroepen. Dat gulzige eclecticisme heeft zijn werk altijd gekenmerkt en dat is misschien ook logisch voor een dichter die zo veel en zo goed essayeert over andere dichters. Maar in van alle angst ontdaan lijkt Groenewegens gulzige eclecticisme meer dan overtuiging een kwestie te zijn van verbetenheid, van onverzettelijkheid (..) In het magistrale 'vragen aan de crisismanager' - waarin de ik voor van alles en nog wat toestemming vraagt - draait het ook om die wil, of liever de totale afwezigheid daarvan in een samenleving die zich voortdurend op de rand van crisis bevindt, en waarin burgers hun individualiteit hebben overgedragen en niet meer in staat zijn tot initiatief (..) Het is in dit soort gedichten dat het politieke van de bundel expliciet wordt, maar dat aspect is door de hele bundel impliciet aanwezig, niet in de laatste plaats in het lezen zelf.'' Joost Baars, 'Doodtijd des overvloeds', in: Poëziekrant, 36(mrt-apr 2012)2, 82-84.

''Mijn eenzame opsluiting in mijn eigen voorkeuren - die enerzijds het lezen van en het schrijven over poëzie zo aangenaam maakt - zorgt er anderzijds voor dat mijn leeservaring van Groenewegen oeuvre nogal gefragmenteerd is. Er zijn gedichten die ik koester en blijf herlezen (..) een sleutel tot veel van Groenewegens werk. We zien niet alleen het ademmotief dat zo obsessief zuurstofschuld overheerst, interessanter nog is de paradoxale zelfopheffing (..) een ander stuk van mijn verbrijzelde lezing: irritatie over de zelfwissende eigenschap van deze poëzie die bij mij een naar gevoel van nutteloosheid teweegbracht (..) de Ideale Lezer van Groenewegens poëzie: zo nauwkeurig, zo dicht mogelijk lezen, iets vangen, je daar volledig aan overgeven en als beloning voor je zoekwerk een duizeling van betekenissen voor je geestesoog zien opdoemen. Tot die overgave ben ik lang niet altijd bereid (..) van alle angst ontdaan (..) Bewondering en irritatie gingen hier weer hand in hand. Irritatie over een cyclus als 'Jaarviering'  (..) Toch moet ik (..) op mijn schreden terugkeren (..) een meesterzet. De korte, harde zinnen (..) en het subtiele spel dat vanaf de eerste zin met de lezer gespeeld wordt, maken deze afdeling < 'stemmen'> tot een poëtische plaats waar ik graag vertoef.'' Willem Bongers-Dek, ' ''Nooit hetzelfde zichzelf''. Recente poëzie van Hans Groenewegen', in: Ons Erfdeel, 55(mei 2012)2, 181-183.

''Het is een rijke bundel, maar het is ook een verwarrende bundel waarin de dichter alle registers opentrekt en de indruk geeft zich nog een keer in een bundel helemaal te willen geven (..) De dood trekt door de hele bundel en terwijl die vanzelfsprekend van vernietigende aard is, houdt die deze uitwaaierende veelheid samen. Ik vind het aangrijpend, een wel erg evidente uitdrukking in dit geval, dat Groenewegen een dichtbundel eindigt als lezer, namelijk de lezer van 'h.f.' (Hans Faverey) en 'k.o.' (niet knock-out, maar Kees Ouwens) die hij is. De dichter staat ook bekend als beroepslezer, als essayist, er zijn weinig mensen die zo door poëzie doordrenkt zijn als Hans Groenewegen. Hij heeft de hedendaagse Nederlandse poëzie doorleefd en doorademd (..) Op die grens van het artificiële en lyrische speelt het scheppend werk van Groenewegen zich af, de ijlheid die dat meebrengt, wordt, in het hoogtepunt uit zijn oeuvre dat deze bundel is, van alle kanten doorbroken (..) De vijfde bundel van Hans Groenewegen is geen symfonie, zoals de vorige. De rijkheid van de bundel is niet alleen het gevolg van de hoeveelheid stijlen waarin de dichter zich uitleeft, ook van veel sterke en treffende regels (..) Er zijn er maar weinig die zich op zo'n volledige manier inspannen als hij; als lezer, als essayist, als redacteur en auteur. Het zijn er altijd maar een paar per generatie. Zonder mensen als Hans Groenewegen is er geen literatuur.'' Erik Lindner, 'Engagement', Op: De Groene Amsterdammer, 9-3-2012.

''Hans Groenewegen is een dichter die speelt met taal en met vorm. Hij is in dit opzicht een dichter met veel gezichten, die verschillende referenties oproept. Aan zijn gebruik van klank is te zien dat hij van het werk van Lucebert houdt, veel vervreemdende wendingen doen dan weer aan een dichter als Nachoem Wijnberg denken (..) In van alle angst ontdaan is het effect van dit 'spel' vaak aangrijpend. De vergankelijkheid (..) wordt er op een subtiele manier mee concreet gemaakt.  Het vormexperiment (..) is indrukwekkend (..) Dit zijn aangrijpende regels, die de dubbelzinnigheid van het woord 'ontdaan' uit de titel invoelbaar maken.'' Edwin Fagel, 'Een dood schommelt aan zijn vleugelpennen', in: Awater, 11(winter 2012)1, p. 18-19.

''Zes afdelingen telt van alle angst ontdaan, de vierde dichtbundel van Hans Groenewegen, en elk van deze zes heeft een eigen karakter, een eigen geluid. Soms lijken ze wel van een andere dichtershand afkomstig.
Het herhalende, maar toch niet bezwerende 'terugveringen'.
Het modern lyrische, opgewekte 'jaarviering'.
Het in regels naar beneden vallende, sombere 'patrimonium'.
De verzameling gelegenheidsdichten 'toevallige verschijningen'.
Het prozaïsche 'stemmen'.
Het zelf- en tegelijk tekstbewuste 'einden'  (..)

Er staan in deze eerste reeks meteen al een paar gedichten met een toekomstig klassieke status – voer voor verzamelbundels en bloemlezingen. Een ervan is beslist ‘Zie ze’, een wervelend gedicht over, zo lijkt het toch, wat beeldcultuur wordt genoemd (..)'' Grepen uit een mooi beschouwend stuk van Daniël Rovers, 'Altijd in machteloos fel verzet', in: Terras, 24-12-11.

''Het zou te ver voeren alle gedichten uit de bundel hier afzonderlijk te bespreken, maar enkele juweeltjes mogen niet ongenoemd blijven. Zo is er een prachtig gedicht dat begint met: ‘hij draait zich om bij de deur/ de kinderen lopen de zee in/ de naaldbomen besluiten te blijven’, en dat hier vervolgens op varieert. Ook in dit gedicht zien we dat er veel beeldende taal wordt gebruikt. De sfeer is tragisch, maar de achterliggende gedachte lijkt niet donker (..) Het is erg zonde dat Hans Groenewegen niet is opgenomen in de canoniserende bloemlezingen van Komrij of Pfeiffer. En ja, natuurlijk zijn er ook enkele mindere gedichten in zijn werk aan te wijzen, zeker die waarin hij zich wat teveel vrijheid veroorlooft, maar ach, dit valt al met al in het niet bij de krachtige meesterwerkjes die Groenewegen verspreid door de bundel heeft geschilderd.'' Jaap M. Jansen, 'Een dood schommelt aan zijn vleugelpennen', Literair Nederland, 11-3-2012

''Ten slotte volgt (een voorlopige?) acceptatie van de ultieme menselijke onmacht: de man en zijn aftakeling worden ''van alle angst ontdaan'', een uitspraak die cyclisch naar de titel verwijst. Hoogstaande poëzie van dichter-essayist Hans Groenewegen'' in: Biblion, 16-1-12.

''
Ik ben nog lang niet klaar met deze bundel. Van alle angst ontdaan staat vol gedichten die veel aandacht verdienen, omdat je bij elke lezing iets nieuws ontdekt. Er is geen ontsnappen aan de vele verschijningsvormen van het tere, het tedere en het smerige. Lezen, en herlezen deze poëzie.'' Wilma van den Akker, 'Teder, teer, erg smerig', in: Meander, 5-1-12.

''
Dat in de losse afdelingen de beste gedichten staan lijkt mij veelzeggend: de kracht en spanning van Groenewegens dichten zou wel eens kunnen liggen in de ingehouden adem om als subject terug te treden en de taal ‘aan de haal te laten gaan’ en dan te zien wat er gebeurt ... Dit ‘ontledigen van het subject’ dat zich heer en meester waant over de wereld, is denk ik dan ook de belangrijkste scharnier in het oeuvre van Groenewegen. Deze poëzie is niet af, wil niet, kan niet af zijn, omdat deze schrijver van ‘oefeningen in persoonlijke zelfontleding’ permanent bezig is met ontgrenzing van begrippen en hen zo vloeibaar maakt (..) Men vraagt zich op een gegeven moment af: is deze dichter eigenlijk wel vrij in zijn woorden? Is het ook echt zíjn taal geworden, waarmee hij kan liefhebben, lachen en huilen? Heeft hij zijn eigen woorden lief, vertrouwt hij ze – of houdt hij ook zelf de adem in? (en wie is dan die ‘hij’?). Ik voelde irritatie bij het volgende gedicht ...
'' Wessel ten Boom, 'Taalpriester', in: Ophef, 17(2011)4, 31-33.

'' 'Terugveringen', de eerste afdeling van de bundel: misschien geen neologisme, maar toch een van die ongebruikelijke woorden waar de poëzie van Groenewegen een patent op lijkt te hebben (..) De poëzie van Groenewegen vraagt om een aandachtige en trage lectuur. Dit is geen poëzie die haar kracht haalt uit spectaculaire metaforen of uit een expliciete lyriek, maar uit een bedachtzaam wikken en wegen van woorden en beelden, uit een behoedzaam ontwrichten van de syntaxis, uit woordspel en neologismen, uit subtiele herhalingen, variaties en verschuivingen. De poëzie van Groenewegen is tegelijk reflectief en muzikaal. Ze vraag intellectuele concentratie van de lezer, maar laat hem tegelijk meedrijven op een heel eigen ritme (..) De natuur is dominant aanwezig in de poëzie van Groenewegen: de natuur, en in het bijzonder de zee, wordt uitvoerig beschreven en is een rijke bron van beelden en metaforen, zoals in deze mooie versregel: 'de noordzee denkt na / over het woord doodtij' (..)  Groenewegen schrijft geen poëzie die zich snel prijsgeeft, maar wie geduld heeft vindt diepe ernst en poëtische rijpheid.'' Uit de bespreking 'De woekering van de dood' van Erwin Jans in De leeswolf, nr 9 dec 2011.  De inleiding daarvan is hier
te lezen.

''Vanaf de eerste regel ("een dood schommelt aan zijn vleugelpennen") werkt hij zich, in een volle bundel die barst van de door het doodsbesef heen-snijdende levensdrift, naar de slotverzen toe: "tot ik van alle angst ontdaan ben maar woekert het reddende ook? reik, reik // reik naar mij, ergens zijn wij, teder, teer, erg smerig, van aarde, aanraakbaar // w.g. h.g." De dood laat zich niet regisseren, behalve misschien in de taal. Daar doet Groenewegen een gooi naar, en ik kan niet anders zeggen dan dat hij dat doet in een imposante bundel.'' Chrétien Breukers, De Contrabas 9/11/11.

''In deze nieuwe bundel zoekt – en vindt – Hans Groenewegen een talige ruimte om uitersten samen te brengen. Dood en angst voor verlies vinden hun tegendelen in de kunst van het loslaten en blijvende liefde. Het mythische is in deze gedichten tegelijkertijd het reële leven, en verstilde woorden vinden hun klank in velerlei muziek. Een rijke bundel kortom, die het verdient aandachtig en veelvuldig te worden gelezen en herlezen.''  Uit: Vers van de drukpers, 28/10/11.

Geschreven over Met schrijven zin verzamelen. Over poëzie in de Lage Landen
Geschreven over van alle angst ontdaan

Geschreven over zuurstofschuld

Geschreven over en gingen uit sterven

Geschreven over lichaamswater

Geschreven over grondzee

Geschreven over Het handschrift van Lucebert
Geschreven over Vrede is eten met muziek

Geschreven over Revolver, dossier Karel van de Woestijne

Geschreven over overvloed

Geschreven over schuimen langs de vloedlijn

Geschreven over die zo rijk zijn aan zichzelf

Geschreven over door geen poëzie meer uitgewist

Geschreven over licht is de wind der duisternis

Geschreven over en gene schitterde op de rede

 

Alle kritieken samen