Misplaatst

Wat zij wilde schilderen, de jongste dichtbundel van Judith Herzberg eindigt met een lang gedicht over het wachten bij een bushalte. Zo begint het:
 

    Het zien van een taxi.

    Het denken: nog niet. Ik sta hier nog maar net.

    Het zien dat er nog iemand bij komt staan.

    Het opnemen van hem/haar.

    Het net doen of ik hem/haar niet bekijk.

 

En zo gaat Herzberg verder in de weergave van de aandachtige verstrooidheid van iemand die wacht op een bus die te laat is. Met een fascinerende uitgebreidheid, precisie en distantie geeft zij beelden, flarden gedachten en gewaarwordingen weer. Neem je wel of niet een taxi. Loop je wel of niet alvast naar de volgende halte. Doe je het wel, dan rijdt de bus je halverwege die wandeling voorbij, doe je het niet, komt de bus niet. Zou degene naast je nu soortgelijke dingen denken? Toch die taxi maar? En zo verder.

    Dit gedicht gaat over een alledaags moment. Het lijkt de moeite van de poëzie niet waard. Hoogstens zou je er een snedig versje of een limerick over verwachten. Maar Judith Herzberg doet in haar gedicht iets met dat moment wat het bijzondere lading geeft. Allereerst is er de bezwerende herhaling in de zinsbouw. Elke vers van deze drieëneenhalve pagina poëzie begint met het onpersoonlijke, objectiverende ''het'': ''Het wachten op''; ''Het het koud krijgen''; ''Het zich verbazen''. Een effect van deze stijl is dat je je realiseert dat je eigen gedachten je meer overkomen, dan dat je ze denkt. Op die plaats, bij een halte wachtend op een bus die te laat is, stromen dergelijke gedachten door een mens heen. Wie zij ook is.

    Dan is er de lengte van het gedicht. Doel van de dichter lijkt het om alle gedachten en gewaarwordingen te noteren. Haar gedicht vertoont een drang tot concentratie op het hier en nu. Zij schrijft het hele moment van wachten uit alsof dat op die manier helemaal aanwezig kan worden gemaakt. Hoe meer de beschrijving wordt uitgebreid, hoe meer bij lezing de ervaring van het wachten wordt samengebald.

    Die wil tot concentratie is ook terug te vinden in veel andere, korte gedichten. Het is of Herzberg probeert de tijd stil te zetten. Als belofte schemert daarbij op de achtergrond dat als dat lukt, het leven kan vollopen. Het verlorene wordt gevonden en de tijd raakt eindelijk vervuld; het leven geheeld.

    Evenzeer tekenend voor de hele bundel is het einde van het slotgedicht. De laatste regel luidt: ''Het niet gemerkt hebben dat de bus er is.'' Door de concentratie ontgaat de wachtende het ogenblik dat het wachten bepaalt, de komst van de bus. Het effect van de concentratie is afwezigheid.

 

Veel gedichten van Judith Herzberg betreffen de minieme en onooglijke gebeurtenissen van het dagelijkse leven. Zij heeft oog voor stofjes, voor verroeste fietsen en zeesterren. Haar gedichten lijken voort te komen uit een verscherpt bewustzijn, uit aandacht die aanwezig stelt. Maar hoe scherp dat bewustzijn ook waarneemt, het effect is uiteindelijk een verlies aan concentratie. De gedichten zijn geschreven vanuit het perspectief van mensen die uit hun baan zijn gebracht. Hoe nauwkeuriger ze kijken om hun plaat te bepalen, hoe duidelijker ze ervaren dat ze niet helemaal aanwezig zijn op de plek waar ze zijn. Heel duidelijk is die ervaring terug te vinden in 'Jetlag', een ander reisgedicht.

 

    Je kent van foto's wel die vegen

    van dingen die te snel bewegen,

    zo ben ik vaag, na dagen door de lucht

    te zijn gehaast ben ik, waar ik ook stop

    misplaatst, want in mij is de vaart

    nog niet gestuit, en elke cel wil verder,

    hier weer uit, door, door, dit stilstaan

    geeft een klap, steeds is er iets dat wekt

    uit deze slaap van daverende vaart

    zoals een harde bal 'pok' op een racket stuit.

 

Natuurlijk stopt Judith Herzberg wat elegante grapjes in zo'n gedicht. Mooi is bijvoorbeeld dat de zin na ''stop'' op het einde van de vierde regel doorloopt. Dat woord is dus letterlijk ''misplaatst''. Na de twee keurig rijmende eerste verzen, raakt ook het rijm van slag. De klank van ''stop'' komt pas terug in het woord ''pok'', dat juist het geluid van niet-kunnen-stoppen accentueert.

 

Het misplaatst-zijn heeft niet alleen tot gevolg dat de personages afwezig raken op de plaatsen waar ze zijn. De vanzelfsprekende, huiselijke of gemoedelijke plekken veranderen ook van karakter. Ze worden dreigend. Meubels lijken bevroren in een moment net voor ze levend worden. De golven van de zee zijn van ijzer, en je moet goed op je qui vive zijn om te zien dat het ijzer water is. De toekomst heeft voor wie wacht niet altijd een bus in petto. En zelfs een bus is misschien niet wat hij lijkt. Een gedicht waarin Herzberg zich afvraagt waarom het ''soms weer oorlog wordt'' eindigt over vrede. Dat de dreiging niet gerealiseerd wordt is uitzonderlijk:

 

    Is het niet wonderlijk

    en ondoorgrondelijk dat over

    treinrails die naar rampen leidden

    nu vrienden naar hun vrienden rijden?

Oorlogen zijn op verschillende plaatsen in Wat zij wilde schilderen merkbaar. De Tweede Wereldoorlog, de oorlogen die Israël voerde voor en tegen zijn bestaan. Het is moeilijk om de ontwrichting die het gevolg is van oorlogen, niet mee te lezen in al die gewone taferelen uit een dagelijks leven dat niet helemaal waterpas te krijgen is. Dat geldt temeer omdat Herzberg de ontwrichting soms tot in haar zinsbouw doorvoert. Ze doet dat met kleine middelen. Een gedicht bijvoorbeeld bestaat uit vier identieke regels. Alleen de interpunctie is in elke regel anders. Daardoor bevatten ze aan elkaar tegengestelde betekenissen.

    In het volgende gedicht staan op de slotpunt na helemaal geen leestekens, zodat de zinnen gaan zweven:

    Zij hoopte zo zij hoopte zo

    dat hij als het beginnen zou

    het vreselijke vergeten

    zou komen zou fluisteren

    hoe iedereen ook weer heette.

 

Ook de betekenis gaat zweven. Wie is hij? een geliefde? Een van de gestorvenen? Een van de aanwezigen? Hij die komen zal?

 

gepubliceerd 1996

 

 

naar de bibliografie