Onbestaanbare, overtuigende liefde

Met Was getekend sluit Astrid Roemer een trilogie af. Net als in zijn beide voorgangers staat in deze roman één persoon centraal. En ook nu lichten in het levensverhaal vele aspecten van de Surinaamse geschiedenis op. Zoals de hoofdpersoon Pedrick de Derde Abracadabra het geheim van zijn leven ontraadselt door het te leven, leert de lezer Suriname kennen door zich erin te laten verstrikken.

 

In het eerste deel van de trilogie, Gewaagd leven (1996), is Onno Mus de hoofdpersoon. Hij zit op de betonnen dijk van de Suriname-rivier. Hij kijkt uit over het water, denkt aan zijn broer die op een politiebureau wordt vastgehouden. Zij hebben een auto-ongeluk veroorzaakt. Doden op hun geweten. Hij is een jaar of zeventien. Vanuit zijn perspectief ontvouwt zich het leven van het gezin Mus. De vader is getekend. De dood van een vriend die als een broer was, drukt op hem. Naar die vriend is Onno genoemd. De vader is legerpredikant. Zo is hij betrokken geraakt bij de politieke gebeurtenissen in Suriname: de staatsgreep, de woelingen, de decembermoorden, de binnenlandse oorlogen. Door de ogen van Onno zijn al deze politieke ontwikkelingen diffuus. Wat zìjn leven tekent zijn de verhoudingen in het gezin; de vader die drinkt, die de moeder slaat, die een buitenvrouw heeft, daar een kind verwekt. Wat hem tekent is een diepe liefde voor een klasgenoot, die naar Nederland verhuist.

          In het tweede deel van de trilogie Lijken op Liefde (1997), is Cora Sewa de hoofdpersoon. Zij zit in haar huis op de plantage Jericho in de buurt van Paramaribo. Zij is zojuist teruggekeerd van een reis die haar langs Nederland, Engeland, Miami en Curaçao voerde. Zij is op leeftijd. Ooit was zij betrokken bij het wegwerken van de sporen van een moord. De reis heeft zij ondernomen om de toedracht en de motieven van de moord te onderzoeken. Zij is de dochter van een Creool en een Hindoestaanse, afkomstig uit Nickerie. Zij is getrouwd met een zoon uit een dynastie van natuurgenezers. Hen verbindt een diepe liefde. Haar man is samen opgegroeid met de vriend van de vader van Onno uit Gewaagd leven. Terwijl zij de verwikkelingen van persoonlijke schuld, vergeving en verlies onderzoekt, worden in Paramaribo de voorbereidingen getroffen voor een tribunaal waarin een oordeel over de jongste geschiedenis van Suriname zal worden geveld.

          Pedrick De Derde Abracadabra zit met zijn pleegdochter en haar kind op het landgoed dat hij tot bloei heeft gebracht. Straks zal hij naar Zanderij gaan om zijn zoon en dochter op te halen die jaren daarvoor naar zijn vrouw naar Nederland zijn vertrokken. Terwijl hij uur na uur tot de komst van het vliegtuig waakt, trekt in episodes zijn leven voorbij. Het zijn de vele verhalen waarin zijn leven gestalte krijgt. Het zijn de vele verhalen die laten zien waarom zijn vrouw, Sofia Mus de tante van Onno Mus, hem heeft verlaten en naar Nederland is gegaan èn waarom hìj zijn kinderen achter haar heeft aangestuurd. De achtergrond van zijn geschiedenis wordt gevormd door de onafhankelijkheidsverklaring en de politieke ontwikkelingen daarna. Als hij uiteindelijk naar het vliegveld rijdt, komt hij in de chaos terecht van het bekende vliegtuigongeluk van enkele jaren geleden. Was getekend eindigt met een scène waarin zijn pleegdochter hem een telegram voorleest. Daarin meldt zijn schoonzus vanuit Nederland dat Sofia de kinderen heeft tegengehouden; dat alleen zijzelf (de schoonzus) en Pedricks moeder zullen komen.

 

De trilogie van Astrid Roemer is veel tegelijk. Zij is een reinigingsproces. Zij is het splijten en helen van identiteit; een omcirkelen van schuld, boete, daderschap, slachtofferschap; een onderzoek van lot en vrijheid. Zij is een hechten en afdrijven, grond vinden om te bestaan. En bovenal en in alles is liefde, liefde van de personages voor elkaar, voor hun land, hun geschiedenis, hun verhalen èn liefde van de auteur voor haar personages, voor het vertellen van verhalen, voor de taal.

          Je kunt de romans allegorisch lezen. Cora Sewa uit Lijken op Liefde is als onschuldige betrokken geraakt bij een moord. Tegen haar wil is zij medeschuldig geworden. Zij wil met haar schuld in het reine komen, omdat zij alleen zo verder kan leven. Haar verhaal lijkt daarmee een afbeelding te zijn van een mogelijkheid van Nederland en Suriname om met schuld in hun gezamenlijke en afzonderlijke geschiedenis in het reine te komen. Volgen we de roman, dan zal dat niet gemakkelijk zijn. Hoe verder de ontrafeling van de moordgeschiedenis vordert, hoe dieper die onschuldig leken er in verwikkeld blijken te zijn.

          De allegorie van Gewaagd leven zou zijn dat de intern verdeelde, gewelddadige familie Mus beeld is van de Surinaamse samenleving. Pedrick uit Was getekend krijgt van zijn ouders een stuk oerwoud dat hij met vlijt en beleid in cultuur brengt. Hij maakt er een paradijs van zoals Suriname een paradijs zou kunnen zijn. Hij plant en bouwt voor zijn kinderen. De politiek gooit roet in het eten.

          En ook de afstamming van Pedrick zou je als een allegorie kunnen lezen op de veel-volken-staat Suriname. De Engelsen en Nederlanders verdreven de indianen naar het binnenland. Ze haalden slaven uit Afrika, onder andere voor plantages van uit Europa verdreven joden. Slaven ontsnapten en vestigden zich in het binnenland. Na de afschaffing van de slavernij werden Hindoestanen en Javanen als contractarbeiders gehaald. Chinezen vestigden zich in Suriname, Libanezen, Nederlandse boeren.

          Pedrick is een vondeling. Indianen overhandigden hem aan een missionaris met Peerke Donders-achtige trekken. Men kan niet zeggen of zijn trekken indiaans zijn of chinees. Hij is geadopteerd door een Nederlandse vrouw, werkzaam in de medische missie, en een afstammeling van een onduidelijke vermenging van een Amerikaanse avonturier en een boslandcreoolse. Pedrick heeft duidelijke identiteit gekregen. Zijn pleegvader heet Pedrick De Tweede Abracadabra. Hij heeft dus een stamboom, toch zoekt hij naar zijn oorsprong. Die oorsprong blijft een veelvoud van verhalen, sprookjes, mythen.

          Zoals al bij Pedrick is het ook in de twee andere romans. De lossere en strakkere verbindingen tussen alle personages zorgen voor een onontwarbaar weefsel dat de volkenveelvoud van Suriname afbeeldt. Dat weefsel in haar verhalen voort wevend ontwikkelt Roemer een tapijt van Surinaamse identiteiten. Liefde is schering en inslag.

 

De trilogie is een reinigingsproces, schreef ik. Ook in die zin laat Was getekend een allegorische lezing toe. Pedrick De Derde Abracadabra heeft een kwaal. Op sommige moment verlaat een tranenvloed zijn ogen. Zijn ogen ontsteken. Hij moet in rust en duisternis met verbonden ogen liggen. Steeds duidelijker wordt dat de tranen met een innerlijk verdriet samenhangen, misschien een verdriet om zijn onduidelijke plaats in de wereld. Maar er is wellicht ook een fysieke oorzaak. Toen hij gevonden werd, was hij melaats. Hij is er weliswaar van genezen, maar misschien is hij toch de oorzaak van de periodieke oogontstekingen. Ook de melaatsheid is als een allegorie te lezen van de geschonden oorsprong van het volk van Suriname; of de onreine oorsprong; of de oorsprong in schuld. Astrid Roemer laat er de schuld en schande concepten in samengaan, van alle culturen die aan de Surinaamse identiteit bijdragen.

          Het begrip allegorie suggereert een afstandelijkheid en bedachtzaamheid die de trilogie in de verste verte niet heeft. Mij heeft met name Lijken op Liefde zeer aangegrepen. Daarin wordt niet alleen een reinigingsproces beschreven. Lijken op Liefde reinigde mìj. Ik werd gereinigd door de vreemde, onbestaanbare en toch volstrekt overtuigende liefde tussen Cora en haar man Herman. Hun liefde is van een helende gebrokenheid in deze verscheurende èn verscheurde, versnipperde wereld waarin schuld met de mensen voortplant. Herman koos voor liefde die daaraan een eind zou kunnen maken. Hij zegt het zo tegen Cora: ,,Nooit heb ik mij aangetrokken gevoeld tot de meisjes en vrouwen van Jericho. Die zitten in mijn lichaam opgeslagen als mijn verleden. Maar jij zit niet in mijn bloed, niet in mijn adem, niet in mijn stem. Jij zit niet in mijn taal, in mijn herinneringen. Jij kan nooit van mij worden. Jij bent als niemand die ik ken. Net als die olifanten, die met niets te vergelijken zijn. Altijd zal ik naar je verlangen. Altijd zal ik je willen kennen. Nooit zullen wij één zijn.''

 

publicatie 1998


naar de bibliografie