wederkeer

wanneer keren wij weer
hier, waar het nog altijd regent
waar nog altijd de wind
wacht in het water
dat hier nog altijd stilstaat

wanneer keren wij weer
hier, op de nachtelijke rede
waar steeds dikker het licht
stinkt in de nissen
waarin het altijd lauwwarm

wanneer keren wij weer
hier, tussen de slijmige stenen
en de stenen van steen
staand in het donker
onzichtbaar nog altijd zichtbaar

waarom keren wij weer
hier, in de honderden stegen
waar nog altijd een man
jaagt nu nog jaag ik
tevergeefs in mijn nauwe vlees

zijn wij hier ooit weggegaan
als wij weerkeren,
maar keren wij niet weer
gaan wij hier dan ooit nog vandaan

noodtrap
teru
g naar het schone geheim