aphrodite

verdwenen is de klip waarop ik zit
nog niet, het schuim valt van de zon

in koppen, brekers, schelpen, terug

als schuim. ik ben de eb, het water
glinsterend in de spleten, het blaaswier
de anemonen, mossels, mijn voetzolen

nog niet vergeten, alleen, het tij hangt
hier in het ruim, aan de binnenste maan,

verscheept in het schip dat in mij verwelkt

noodtrap
terug naar het schone geheim