liefdeslust en leeftijdslast (vrij naar mimnermos)

 

 

het zand snel uitgespuwd, het fijngekauwde weegbreeblad

uit m'n mond direct op z'n elleboog gelegd, zijn vel,

dat ik openkrabde, kon zo nog voor de etensroep

genezen, vrienden sloeg je dood, je streelde ze gezond.

 

nu ben ik bijna leeggebloed, maar ik zie geen wond.

 

 

we stierven duizend doden samen. kieviten klaagden,

elk op eigen windvlaag, om hun ei. wij zaten in de slootkant

zij aan zij. verlaten nog voor ik haar had aangesproken,

troostte hij mij, mijn vriend, met wat hij van de wereld vond.

 

nu ben ik bijna leeggebloed, maar ik zie geen wond.

 

zij was getrouwd. wij sloegen om jeruzalem beleg,

ubi lenin vrienden, de tijd dat waren wij. drie zonnen

voor wie ze zien wil, leerde ik haar zoon te zien. wij vrijden,

vond ik geen treurig woord voor vreugde, tot de morgenstond.

 

nu ben ik bijna leeggebloed, maar ik zie geen wond.

 

ben ik te oud temidden van het leven? met honderd

was ik nog jong geweest, sloeg mij de tijd niet om. kieviten

verdreven, weegbree loodgrijs, loodzwaar. pas nu ik voorover

ter aarde ben geklapt, proef ik de bloedsmaak van de grond.

 

bijna leeggebloed, maar nergens vind ik wat ik nergens vond.

 

 

noodtrap

naar het schone geheim