lichaamswater

selbstbildnis mit horn, naar max beckmann

 

I
dit is het derde doek. het is niet zwart.
hij heeft gespeeld. hij kijkt de tonen na.
de eerste hulplijn staat. het verdwijnpunt
van elke twaalfde kleur wijst hij met een oogwenk aan.
zo heeft hij zich mij voorgesteld.

II
wat zich herhaalt verafschuw ik.
het komt niet uit de verf. wegsterven moet het.

zo heeft hij mij zich voorgesteld. met deze blik.
zo heeft hij mij zich voorgesteld. met dit gehoor.

ik ben het vijfde doek. de hoorn is het palet.

wie niet verloor heeft niet gedacht.
wie niet verloor, die speelde niet.

hij herhaalt elk doek eenmalig. het moet verklonken zijn.
wat anders niet terugkomt wordt verworpen.

 

III
hij schildert op een ademtocht.
wie niet met verve speelt verliest zijn toon.
hoort hij een simultaan contrast? hij comprimeert,
beproeft stof, test wind, snijdt koper, zet kleur,
rondt akoestiek in een verdwijnpunt af.
hij schildert verder voor een vorm van zwart.
hij bloedt. jij bloedt. ik bloedt.

hij heeft mij ingeblazen en gestemd.
van elke klank kent hij het complement.
en speelt het niet. hij mengt klanken. mijdt modulatie
is dit het derde doek? je ziet het niet.
het zesde doek is nooit voltooid.
wat hij hoorde ziet hij niet.
ik bloed. hij bloed.

IV
de zesde is nooit uitgevoerd. hij kent de toon.
het is het zwarte doek. het ademt nog.
contouren staan. is dit ongelakte zwart?

met een melodielijn is de ruimte uitgezet.
de derde hulplijn stond. hij heeft mij toen voorgesteld
dat ik het zand en hij de oven was.

dit is het derde doek. het is van glas.
valt het, speel dan verder om een vorm,
een onherhaalbaar scherfpatroon. melancholie, woede.

 

V
hij heeft niet gespeeld. hij speelt alleen van blad.
wie speelde dan? het blik, zijn ander ik.
ik ben het blad. ik ben het glas. het penseel ben ik.
ben ik doorzichtig ben ik hem. ik ben het zwart.

wij bloed geronnen in het vijfde doek. wie denkt verliest.

het heeft gespeeld. langzaam droogt de klank.
het speelt de spiegelpartituur voorzichtig, urenlang.
met verf komt hij niet uit, niet uit de toon.
hij is elk derde doek. hij is niet dood. hij ziet.

 

VI
als hoorn ontwaakt mijn oog.

zo klinken vlagen licht.

speelde. verf sterft weg.

verloor die dacht. het ademt nog.

naar bibliografie