Uit de pers over Met schrijven zin verzamelen. Over poëzie in de Lage Landen

''Groenewegen wisselt in Met schrijven zin verzamelen uitvoerige, doorwrochte en meanderende poëziebeschouwingen af met korte, veeleer impressionistische commentaren bij afzonderlijke gedichten uit de Nederlandstalige literatuur (..) positioneert zich nadrukkelijk als een zoekende lezer, ook las een fervente herlezer, die eerdere visies en interpretaties van gedichten ter discussie stelt (..) corrigeert of nuanceert (..) vroegere beelden of herneemt zonder schroom een eerdere uitspraak die opnieuw overwogen wordt en tot nieuwe bevindingen aanleiding geeft (..) De casus-Nolens bijvoorbeeld, laat de wendbaarheid van Groenewegens 'leeshoofd' zien (..) Groenewegens aandacht gaat bovenal uit naar het 'volledige' gedicht (..) Hij wil geen 'leverancier van flarden' zijn die alleen citeert wat hem goed uitkomt (..) De afwisseling van lang en kort zorgt voor een versnelling en vertraging van het ritme in de bundelcompositie (..) Met schrijven zin verzamelen  schetst het portret van een lees- en levenshouding. De lezer zoekt zich een weg, wikt en weegt de argumentatie en komt tot een zingeving die nimmer de indruk wekt een statische karakter te hebben (..) de auteur geeft zijn lezerspubliek de gelegenheid mee te overwegen en bewegingen in het eigen 'leeshoofd' te maken.'' Yves T'sjoen, 'Bewegingen in ''mijn lees- en leefhoofd''. Poëzieritiek van Hans Groenewegen', in: Ons Erfdeel,  55(nov 2012)4, 169-171.

''Zijn essays bestrijken een flink scala aan dichters (..) van gemakzuchtige dichters, die niet echt iets vragen van de taal, moet hij weinig hebben (..) aandacht voor de tekst en van de lezer die Groenewegen heet, is goed voor de poëzie, die leeft van dit soort ruimhartige lezers.'' T. van Deel, NBD Biblion 5-9/2012.

''Wat, naast dichter, is Hans Groenewegen? Iets met het prefix ‘poëzie’ – zoveel is zeker (..) Poëziecriticus niet: (..)  Poëzie-analiticus of -theoreticus? Ook niet: (..) Poëzie-exegeet evenmin: (..)  Poëziebeschouwer dan? Dat veronderstelt een koele afstand die Groenewegen nu juist wenst op te heffen (..)  Ik houd het op poëzie-essayist. Ook al omdat poëzie-essayistiek een tegenstrijdig genre is. Een essayist zoekt zich een weg langs allerhande opvattingen naar een acceptabele, tijdelijke plaatsbepaling. Maar zoeken veronderstelt vinden, en ik betwijfel of Groenewegen daarop uit is als hij schrijft dat ‘degene die zich met een gedicht bezighoudt, geen bewijzen wil vinden voor een vooraf gegeven stelling. Hij wil iets ontdekken wat hij nog niet ervaren heeft of rationeel kent.’ Een lezer ís hij, altijd van poëzie, en daarover schrijvend wil hij ontdekkingen doen. Een onderzoekend poëzielezer dus, die van poëzie verwacht dat ze hem telkens onbekend gebied inleidt – en is zo iemand ooit gearriveerd?
Na Schuimen langs de vloedlijn (2002) en Overvloed (2005) bereikt zijn tocht door de Nederlandstalige poëzie met zijn jongste boek een mijlpaal van duizend pagina’s rustig geschreven, hypersecure poëzie-essayistiek (..) Het narratief van Groenewegens essays is steevast een reconstructie van de ontwikkeling van het oeuvre dat op zijn werktafel ligt. In zijn nieuwe boek leidt dat weer tot overtuigende stukken over dichters in wie ik eerder niet veel zag (..)  Lezen is bij hem met andere ogen naar jezelf kijken, om een ruimte in het eigen ik te openen waarvan je nog niet wist dat je die in je had. In zijn essays spant hij zich in om die ervaring ook mogelijk te maken voor zijn eigen lezers (..)''  Johan Sonnenschein, 'Contra-polemiek', in (op): De Reactor.

''
Hans Groenewegen levert zich uit aan de gedichten die hij leest. Hij heeft het hele apparaat aan analytische technieken tot zijn beschikking, en beseft zowel de waarde als de ontoereikendheid daarvan. Hij lijkt de angst te missen dat hij ernaast zit. Hij hoort in de gedichten een hart kloppen en probeert daarvan het ritme te pakken te krijgen. Onbekommerd schrijft hij dat de dichter Hilbrand Rozema 'het verleden van religieus overgewicht' wil ontdoen, en zowaar, daarna lees je de gedichten van Rozema anders. Ook na het lezen van Groenewegens essays over bijvoorbeeld Leonard Nolens en Charles Ducal vraagje je af of je deze dichters ooit nog anders kunt lezen dan met de bril op die Groenewegen je heeft aangereikt.'' Nederlands Dagblad, 10-8-2012.

''dit is zijn grootste kracht: in een gedicht kruipen, niet tevreden zijn met het citeren van een mooie regel, maar proberen te doorgronden, letter voor letter, wat de dichter(es) ons zeggen wil. Misschien is het chauvinisme, maar deze theoloog weet hier maar één term voor: Groenewegen exegetiseert gedichten en als ik een dominee vond die de bijbeltekst zo zorgvuldig exegetiseert als Hans Groenewegen zijn gedichten, dan zat ik zondag aan zondag bij hem in de kerk (..) doet niet mee aan het loven en laken van modejager en modeverguizer. Zijn besprekingen lijken dan ook in niets op de poëziekritieken, die we bij tijd en wijlen in de kranten lezen. De vraag of iets goede of slechte poëzie is (..) is totaal niet aan de orde (..) Hans Groenewegen heeft heel veel zin verzameld in deze forse bundel van vierhonderd pagina's en hij heeft die zo herschikt, dat er zin aan toe is gevoegd. Ik heb al een tweede exemplaar aangeschaft om weg te geven en ik sluit niet uit dat er meer zullen volgen.'' Wilken Veen, 'Nieuwe boeken', in: Ophef, 17(jul 2012)2, 39-40.

 ''Groenewegen beperkt zich niet tot één poëtisch genre of één type dichter, doet niet of nauwelijks aan kwaliteitsoordelen, neemt dichters niet de maat en het is duidelijk dat een begrip als ontoegankelijk voor hem niet bestaat. Hij heeft aandacht voor betekenis, vorm en klank, weegt de plaats van het gedicht in de bundel, heeft een scherp oog voor verschuivingen en ontwikkelingen binnen het oeuvre van een dichter. Je proeft dat hij schrijft in voortdurende dialoog met de lezer en dichter die hij zelf is. Hij is bereid zich voortdurend te verantwoorden voor zijn interpretaties, die hij nooit oplegt maar die zich als vanzelfsprekend aandienen, ook als hij, wat meerdere keren gebeurt, op eerdere opvattingen terugkomt. Zijn poëtica is: goed lezen, herlezen, ter discussie stellen. Daarbij valt vooral ook zijn ongelooflijke belezenheid op; het lijkt wel alsof hij alles kent wat de laatste decennia in het Nederlands taalgebied aan poëzie geschreven is.
    In een noot bij het essay over Hélène Gelèns schrijft Groenewegen: ‘Als ik over bepaalde poëzie heb geschreven, was mij die de moeite waard – en is ze volgens mij de uwe waard.’ Hij heeft daarin volstrekt gelijk. ‘Zin’ geeft dit boek, volop.'' Joop Leibbrand, 'Zoeker naar de aard van het gedicht', Meander, 14 juni 2012.

''Vroeger zou ik zeggen: 'Een mooie essaybundel over dichters die ik eerst niet begreep, die ik soms nog steeds niet begrijp, maar over wie ik wel wijzer ben geworden.' Nu doe ik dat niet meer. Het wordt: Uit liefde voor de poëzie (..) neemt Groenewegen ons mee in bewondering én zijn twijfels over het werk van Nederlandstalige dichters. Soms zegt hij onomwonden: 'Ik weet het niet' (..) of bepleit hij dat studenten wekelijks een gedicht uit hun hoofd leren (..) Hij brengt het idee zelf in de praktijk (..) wat een prachtzin oplevert die zo in een dichtbundel kan": 'Vandaag leer ik een gedicht van Ruth Lasters uit mijn hoofd.' '' Arjen Fortuin, 'Marketing voor de vrouw', column in NRC/Handelsblad 22 juni 2012.

''Hans Groenewegen is een van onze beste poëziecritici. Hij neemt er de tijd voor, laat zich niet opjagen door modes en hypes en weet een mooi evenwicht te bewaren tussen persoonlijke leeservaring en analytisch denken. Dat doet hij al bundels lang en ook in Met schrijven zin verzamelen. Tientallen essays over letterlijk jan en allemans poëzie, van de christelijk georiënteerde dichter Hilbrand ozema tot de complex hermetische Dirk van Bastelaere. Karakteristiek is zijn opmerking in het eerste essay: 'Je bemerkt angst in stukken over poëzie van mensen die beroepshalve en, nee niet of, met liefde poëzie lezen.' Angst dat ze zullen uitglijden, dat ze er naast zitten. Die angst kent Groenewegen niet. Hij durft. Raar daarom dat hij zich zelden of nooit waagt aan publieksdichters als Jean Pierre Rawie. Daar zou ik hem wel eens over willen horen. In deze bundel komt het er nog niet van, volgende keer misschien.'' Rob Schouten, Vrij Nederland, 9 juni 2012. Zie voor Rawie een zin aan het einde van een stuk van mij over Kopland.

''Al meer dan een kwart eeuw is Hans Groenewegen een toonaangevend criticus en essayist op het gebied van de Nederlandstalige poëzie. Hij demonstreert dat andermaal in Met schrijven zin verzamelen. Ook deze derde bundel kronieken brengt Groenewegens gave tot uitdrukking om hardop mee te denken met mogelijke motieven en problemen van binnen uit een gedicht, alsmede met de pogingen van lezers ze met vallen en opstaan te begrijpen.
Niet eerder kantte Groenewegen zich echter zo pertinent tegen ingeslepen, monologische leesgewoonten. Hij ziet niets in het isoleren van regels die iets schematisch als een isme moeten vertegenwoordigen. Ook pleit hij voor het memoriseren van hele gedichten. Bij Groenewegen geeft de integrale poëtische beweging van betekenis, vorm en klank richting. Vervolgens is er de bundel en het oeuvre, en de wereld daaromheen.
Hans Groenewegen komt halverwege Met schrijven zin verzamelen dan ook tot de conclusie dat een ware poëziecriticus geen standaard heeft. Hij past zich slechts zo goed mogelijk aan de voorliggende tekst aan. En doordat Groenewegen doorgecomponeerde essays afwisselt met dagboeknotities bij losse, uit het hoofd geleerde gedichten, wordt zowel het begin als het eind van zo'n kritisch traject zichtbaar - dat de juiste verhoudingen ambieert.
Niet eerder ook zette Groenewegen zijn kennis zo evenwichtig in over poëzie uit Nederland én Vlaanderen. Vaak beperkt relevante aandacht zich tot boven of onder de Moerdijk, maar Groenewegen pendelt met vrucht. Overeenkomsten en verschillen binnen de Lage Landen drijven boven. En met een open blik, ook in verband met gevolgen voor zijn eigen kritische praktijk, sluit Groenewegen dit boek af over werk dat ontstond vanuit het internet.
Lezen en herlezen, overwegen en heroverwegen: in een tijd vol formats met haastige en krasse oordelen, hoort Hans Groenewegen misschien tot de laatsten die vatbaar blijven voor het virus dat poëzie heet. Het blijkt op te doen door iedereen die zich durft te verplaatsen in een ander. Met schrijven zin verzamelen bewijst niet alleen dat deze moeite wordt beloond, maar ook dat er zoiets bestaat als de kunst van het opschorten.'' Anoniem.

''Dus, als de lezer het mij vraagt, verdienen deze boeken beslist door hele scharen gelezen te worden, maar als het eventjes kan in deze volgorde: Het geluk van de kunst eerst. Daarna gaat Met schrijven zin verzamelen vanzelf. Of toch bijna.'' Koenraad Goudeseune, 'Kunstzinnige essays van Marc Reugebrink en Hans Groenewegen', Knack 16-5-2012.

''Al meer dan een kwarteeuw schrijft Hans Groenewegen toonaangevende stukken over de Nederlandstalige poëzie. Zijn kracht is zijn vermogen om hardop mee te denken met de mogelijke motieven en problemen die uit gedichten opklinken. Daarmee geeft hij gedichten de ruimte die ze nodig hebben en keert hij zich tegen ingeslepen leesgewoonten. Hij ziet niets in het isoleren van versregels om ze te gebruiken als bewijsmateriaal bij een vooringenomen standpunt. Wat hem betreft geldt bij het lezen van poëzie geen enkele standaard. Hij pleit juist voor het uit het hoofd leren van gedichten. In een voortdurend veranderende wereld biedt dat immers de beste mogelijkheid om een oude tekst steeds opnieuw met een nieuwe blik tegemoet te treden.'' Joost Baars in de aanbeveling van Van Rossum

Lezen en herlezen, overwegen en heroverwegen: in een tijd van haastige en krasse oordelen behoort Hans Groenewegen wellicht tot de laatsten die oprecht geïnteresseerd zijn in poëzie die om een rustige en doordachte benadering vraagt. Met schrijven zin verzamelen bewijst niet alleen dat deze moeite beloond wordt, maar ook dat er zoiets bestaat als de kunst van het opschorten.

Ton van 't Hof reageert niet op het essay over zijn werk dat in de bundel staat, maar stelt zijn vragen bij het uit het hoofd leren van gedichten.

''Wie Groenewegen bij zijn opsporingen volgt, komt veel over poëzie te weten, en dus ook over de taal en het leven.'' – Trouw

Een overzicht op de blog van Ons Erfdeel.

Alle kritieken over poëzie, essays en redactieschap samen

naar de bibliografie