Socialist

Wie stukjes papier tussen de bladzijden stopt om de plaatsen te kunnen terugvinden waar C. Buddingh' in zijn gedichten voetbal ter sprake brengt, ziet boven het verzameld werk een woud van oranje vlaggetjes groeien. Als die persoon oranje papiersnippertjes gebruikt tenminste, en wat lag meer voor de hand, van de hak naar de tak gedichten lezend en voetbal wedstrijden kijkend.
    Oranje is niet de kleur van het Dordtse DFC, waar Buddingh' met zijn vader heenging – aan de hand of achterop de fiets –  waar Buddingh' zijn voetbaltriomfen vierde in de voorhoede en waar zijn zoon Wiebe speelde – ''Ik hoor/ aan zijn stap dat DFC heeft gewonnen''. DFC heeft rode shirts en witte broeken. In het oranje speelt de tegenstander uit Alblasserdam, in die gedenkwaardige lente van 1935. Een witte Ajaxbaan loopt uit op hun witte broeken. Het gedicht 'Luchtverkeer' beschrijft hoe een dreigende matpartij tussen de ouderlijke toeschouwers plotseling wordt onderbroken door een wonder. In de lucht glijdt een zilveren sigaar, een zeppelin. Als de verschijning is verdwenen, is er ook van de agressie tussen de ouders aan de zijlijn niets meer over en wordt de wedstrijd rustig uitgespeeld – ''we wonnen / met 4-2 uiteindelijk, ik maakte twee goals).''
    Uit de laatste regel krijgen we de indruk dat Buddingh' een goede voetballer was. Wie weet wat er van hem geworden was als hij niet met tbc in 'Zonnegloren' terecht was gekomen. Misschien was Jan Mulder niet de eerste schrijvende voetballer geweest. Met weemoed kijkt Buddingh' regelmatig naar zijn behaarde onderdanen waar hij bijzonder veel van houdt: ''Was dit / het been dat zoveel keepertjes de stuipen / op het lijf joeg?'' Hij herinnert zich zijn mooiste goal:

Maar toen kwam daar die pass van achteren, recht
door 't midden, ik bukte me even en nam de bal
precies toen hij de grond raakte op mijn wreef.

Pleun Timmermans maaide zijn armen nog wel
wanhopig de lucht in, maar 't net zinderde al.
Op zo'n moment ben je echt blij dat je leeft.
 

Als hij zijn DFC-kousen aantrok zag hij zijn harige benen. Zij waren het,  bijgeloofde hij, die hem zijn geweldige schot garandeerden. Maar, stelt hij veertig jaar later vast in het gedicht 'Oude liefde': ''voor het eerste kwam 'k toch lef te kort.''
    Buddingh voert in zijn gedichten een uiterste democratisering door. Traditioneel onpoëtische elementen gebruikt hij naast traditioneel poëtische of verheven elementen. Hij doet dat niet door elementen uit het dagelijks leven, zoals zijn gezinsleven, het voetballen op zolder, het spelen met de katten en het observeren van de egel ''Krelis Causio / naar de befaamde dribbelaar van de Azurri'', te poëtiseren. Hij doet dat door de elementen uit de verheven cultuur te promoveren tot het dagelijks leven. Lezen en schrijven zijn zijn dagelijks brood evenzeer als voetballen, drinken en liefde. In het vroege gedicht ''Zwammen'' schrijft hij over ''een verstandig mens'' die alleen maar kan zwammen. Vele versregels lang somt Buddingh' op waarover: oorlog, vrede, dada, Rembrandt, Bach, het existentialisme, Hölderlin, de zuivere rede en ''Blauw-Wit – Ajax''.
    In zijn latere bundels portretteert Buddingh' steeds meer mensen die hem, dierbaar waren die veel voor hem betekenden. Dat waren niet alleen de schrijvers zoals Pablo Neruda, maar ook de zwarthandelaar Beertje van M. die hij kende uit het sanatorium. Hij tilt Beertje niet neerbuigend op, maar vanzelfsprekend staan Pablo en Beertje voor hem op gelijke hoogte. Zo staan de zuivere rede naast Blauw-Wit - Ajax, de dichter Gerrit Achterberg en de terreinknecht van DFC Chris Mitzer naast elkaar in de sonnetten waarin hij zijn memoires schrijft.
In Chris Mitzer herdenkt Buddingh' de rechtschapen man, die niet buigt voor uiterlijk vertoon en macht. Hoe de verhoudingen ook liggen, hij deed wat hij vond dat hij moest doen: ''hier wordt niet gemeierd en ook niet geschipperd. / En wie 't niet zint, kan de pot op van mij. // Menig regentenbeen pikte dat niet. / Je bent er dan ook vrij snel uitgeknikkerd / als terreinknecht van het keurige DFC.'' <<toevoeging uit 2009: van Jan Mulder zou Mitzer ook niet veel moeten hebben als hij niet van meieren en schipperen hield>>
    Nadat AC Milaan, met onze jongens erin, de finale gewonnen had van Benfica ging geldmagnaat Berlusconi op de schouders van zijn jongens. Terecht, want is geld niet de twaalfde man in het voetbal, of desnoods de dertiende of de veertiende. Buddingh' moet zich in zijn graf hebben omgedraaid. De verschrikking was niet dat de spelers ''bleke onderkruipers'' waren, maar dat van een gewoon spelletje dat je op zolder speelt om je techniek bij te houden en op een slecht geschoren grasveld voor de spanning en het plezier, een vertoning is gemaakt voor mensen die geen wortels meer hebben en daarom niet eens onderkruipers kúnnen zijn. Buddingh' herinnert zich 'De dag dat ik socialist werd':

Voor de oorlog had je in Dordt bedrijfsvoetbal:
Lips tegen de EMF. Victoria –
Asfaltfabriek. Meestal ging ik wel kijken:
er werd wat mis gemaaid en afgeschaafd.

't Was in de ergste crisistijd, maar hier
op 't veld, heerste – in naam – democratie:
de draaier slofte er naast de directeur,
al bleef 't wel kleine piet naast Grote Piet.

'k Zal 't nooit vergeten – 't was in een finale
tussen Penn en Bauduin en 'n andere ploeg:
een dot voor open doel - helaas, de bal

kwam ergens in 't publiek terecht. Nu nog
hoor ik die bleke onderkruiper slijmen:
'Jammer dat u net naast schoot, meneer Charles.'

 

 

gepubliceerd 1990.

 

 

naar de bibliografie