Verbazing
Gust Gils' drang op poëzie te
schrijven komt voort uit een dubbele verbazing. Hij verbaast zich over wat hij
zich in de werkelijkheid ziet afspelen. Geen enkele gebeurtenis kan zich in de
ogen van Gils onttrekken aan de geur van toevalligheid. Waarom valt regen naar
beneden? Waarom groeien bomen omhoog? Waarom lopen mensen rechtop en waarom
slapen ze rechtuit? Waarom zijn de dromen die ze in horizontale stand dromen
anders dan die ze in verticale stand dromen? Nergens in de bundel Sindromen
stelt Gils de kinderlijke, hinderlijke vraag 'waarom', maar zij ligt wel aan al
zijn waarnemen ten grondslag. Hij neemt nooit iets voor waar aan.
Gils 'verbaast' zich niet alleen over alles wat hij om zich
heen ziet gebeuren. In
die wonderlijke wereld die ontstaat als niets meer vanzelfsprekend is lopen ook
de mensen rond. Zij delen daar parkeerboetes uit, varen in hun schepen,
vergaderen met elkaar, kijken naar de televisie, maken zich op, maken zich op
voor oorlog, lezen boeken over matrozen in de zeventiende eeuw, raken verloren
in andermans dromen, ze gaan ergens heen, en ze komen ergens aan, ''neuriën in
schelverlichte maar ijzig verlaten trapzalen en ziekenhuisgangen'', krijgen
kanker, worden zinloos geamputeerd, verliezen het contact met elkaar, en
verliezen het contact met die o zo serieuze werkelijkheid, denken na over
zichzelf en ze denken na over antwoorden op de vraag waarom alles zo is als het
is. Maar ze zien niet dat alles anders is dan het is. Een ding doen de meeste
mensen niet, zich verbazen. Dit tot de tweede verbazing van Gust Gils.
Uit de annalen van de
weerkunde
de kringloop van het water
verliep die dag in averechtse
richting zegge van later
naar vroeger.
mensen kwamen ergens toe
eer ze tuis vertrokken waren.
uit opwaartse regenvlagen
kon je wolken zien ontstaan.
bloemen die bedoelden
open te bloeien bloeiden toe.
dit alles verbazingwekkend genoeg
tot niemands verbazing.
De gedichten van Gust Gils zijn geschreven vanuit die tweede, actieve verbazing.
Daar ligt haar omslagpunt van voor de lezer bewonderbare verwondering naar de
agressiviteit die wordt ervaren als teksten zekerheden aantasten. Een normale,
geaccepteerde en vanzelfsprekend geworden houding van de dichtkunst, die haar op
regenachtige namiddagen zelfs als functie wordt toegeschreven is die van de
verbazing over de wereld. De volwassen dichter als het kind dat we even kunnen
spelen maar gelukkig niet meer hoeven te wezen. Als de wereld niet vanzelf
spreekt, zoals dat voor kinderen het geval is, is nu niet precies erg
comfortabel en veilig. Geromantiseerd tot verwonderend wezen, is de kinderlijke
houding is volwassen spel, als het goed gespeeld wordt, draagbaar en
aantrekkelijk. Gils gaat een stapje verder.
Gust Gils laat zich niet opsluiten in de geaccepteerde rol
van verbazer. Hij keert de leesrichting om. De lezer die zich over de schouder
van de dichter meelezend mee wil verbazen over het verloop van de tijd, over de
doelgerichte gang van de mensen, over het vallen van de regen en over de bloei
der bloemen, kijkt ineens in zijn eigen brave gezicht. Dat ligt in de
formulering besloten: ''dit alles verbazingwekkend genoeg, niet tot jouw
verbazing''. Niemand is iedereen. Je kunt niet comfortabel meekijken met de
dichter, je zult jezelf en de vooronderstellingen van je verwondering onder ogen
moeten zien.
Misschien lijkt het op het eerste gezicht merkwaardig simpel,
de in dit weerbericht
beschreven omkering. Als de regen van onder naar boven viel zou dat
verbazingwekkend zijn. Het zou ons ook zeker opvallen. In werkelijkheid zou
iedereen zich verbazen. Gils lijkt daarom
een te eenvoudig stijlprincipe te hanteren om de lezer wakker te schudden. Hij
keert het vanzelfsprekende 180 graden om tot iets vreemds om de waarneming van
het oorspronkelijk te vervreemden. Toch is daarbij iets merkwaardig
gecompliceerds aan de hand. Het gekozen stijlmiddel is op het eerste gezicht
veel te grof, een oogoperatie met een opscheplepel. Zou een verschuiving van 18
graden niet intrigerender en daarom vervreemdender zijn? De in de laatste regels
bedreven confrontatie met de lezer lijkt geheel aan de lezer voorbij te glijden.
''natuurlijk zouden we ons daarover verbazen.''
Op het tweede gezicht kenmerkt dit gedicht van Gils zich
door de opvallende
afwezigheid van het stijlmiddel van de omkering. Hij keert niet in de taal de
richting van de regenval om. Hij beschrijft heel eenvoudig een simpele
waarneming die ieder van ons tientallen malen heeft gedaan. Gils beschrijft een
in deze eeuw volstrekt normaal geworden gebeurtenis, waar niemand zich meer over
verbaast, namelijk die van het achterstevoren afdraaien van een film.
Gils schrijft gedichten niet om lucht te geven aan de
passieve verbazing, maar om zich in tegendeel steeds opnieuw te verbazen. Jezelf
kennen, zegt hij tegen de trend van de tijd in, is niet zo moeilijk, wel jezelf
opnieuw kennen als een vreemde. Want de modellen van wie wij (dienen te) zijn,
zijn ons minder vreemd, dan wat ons daarvan doet verschillen. Zelfkennis valt
samen met een model, herkennen is het resultaat van breken, afstand nemen, het
verschil maken, bodemloos worden. Deze kunst dient de herkenning van de
kunstmatigheid van het vanzelfsprekende.
hoe ons ook het tegendeel
wordt voorgehouden, jezelf te kennen
is niet zo'n toer
jezelf hèrkennen: pas daarmee
begint de ellende
voorgoed
gepubliceerd 1990