Overleven als schuld en boete

 

I

Een roman. Een man en een vrouw zijn hoofdpersoon. Er voltrekken zich dramatische gebeurtenissen. Er ontspinnen zich dialogen. Al lezend vorm ik beelden van de personages. Ik evalueer hun onderlinge vervlechting. Wat bindt hen? Wat scheidt hen? Hoe beïnvloeden ze elkaar? Houden ze van elkaar? Haten ze elkaar? Een derde persoon verschijnt ten tonele. Verandert dat de relatie tussen de hoofdpersonen? Als lezer breng ik mezelf bij voortduring in een evaluerende positie. Ik kwalificeer. Ik duid. Ik psychologiseer.

    En ik geniet natuurlijk. Het voorgaande beschrijft hoe het me het lezen van de meeste boeken vanzelfsprekend vergaat. Hier schrijf ik over een enkele roman, over De asielzoeker van Arnon Grunberg. Ik wil enkele effecten ervan op mij verhelderen. Ik geniet van De asielzoeker. Ik geniet van het ritme van de compositie, van het taalgebruik, van de opgeroepen associaties, de humor, de hilarische tragiek, de intellectuele uitdaging. En ik raak beklemd. Ik heb me begeven in een reeks spiegelkabinetten met autonoom bewegende wanden. De lach blijkt een ontwaken uit een illusie. Even valt de afstand tussen mij en de hoofdpersoon weg. De wijze waarop Grunberg hem aftakelt, snijdt in knopen in mijn vangnet van voorstellingen. Dat effect is kortstondig. Het omschrijven van de beklemming en de ordening van mijn leeservaringen in essay door ze met kunstgrepen van de auteur te verbinden, boeten het ontstane gat. De herverkiezing van George Bush en de moord op Theo van Gogh zijn onverdraaglijk als het nieuws ervan me bereikt. De dag erna hangen ze in een draagnet van hoopvolle en pessimistische hersenspinsels.

    De asielzoeker komt met overdaad aan de primaire lezersreflexen tegemoet. Hoofdpersoon Christian Beck wordt in de eerste alinea door zijn vrouw gewekt met de woorden 'De vogel is ziek'. Nog voor hij aan het eind van de bladzijde in zijn bed overeind zit heeft de verteller hem al aan een stevige duiding onderworpen. Nog voor ook maar iets van zijn leven is geschetst, weten de lezers al hoe hij zich tot dood en hoop verhoudt. Christian Beck is een man die alle illusies heeft onttakeld. De dood komt meest onverwacht. Dus als je hem altijd verwacht, kan hij je niet verrassen. Aan hoop heb je niets. Hoop is iets krankzinnigs. Te veel is zelfs levensgevaarlijk. Maar hoe ervan af te komen weet Beck niet. Hij heeft 'besloten die te onderdrukken'.

    Na die eerste woorden gaat één minuut voorbij voordat een spaarzame dialoog op gang komt en Beck opstaat en de dokter belt. Met lezen doe je er langer over. Over meer dan zeven bladzijden schetst Grunberg de eerste trekken van zijn hoofdpersoon en diens relatie met 'de vogel', met zijn vrouw. Hij snijdt af en toe een blik op het angstige gezicht door de introductie van Beck als vertaler van gebruiksaanwijzingen 'uit het Engels in het Duits'. Het is een effectieve ritmisering van het vertellen op de vierkante centimeter. Bovendien ervaar ik in de discrepantie tussen die lezend minuten durende en die ene vertelde minuut hoe overrompeld Beck is door de mededeling van zijn vrouw. Die man die besloten had zich nooit te laten verrassen, heeft tijd nodig om bij zinnen te komen.

    De overrompelende introductie is niet alleen zakelijk. Hij is doorsneden met karakteriseringen en duidingen, zowel van Becks illusieloze kijk op het leven als van de aard van de liefde tussen hem en zijn vrouw: 'Liefde is je reinste discipline, net als massamoord en fabrieksarbeid, zij is niet toegeven aan je emoties maar juist ertegen vechten. Mensen die hun emoties niet in bedwang houden zijn onvoorspelbaar en levensgevaarlijk.'

Zoals deze eerste bladzijden is de hele roman gecomponeerd. Onderkoelde observaties, gebeurtenissen, vertelde gebeurtenissen uit het verleden en dialogen zijn doorsneden met eindeloze duidingen van motieven tot handelingen, van de gesteldheid van de hoofdpersonen, van de verhoudingen tussen de hoofdpersonen en hun verhouding tot de wereld. Die duidingen variëren en veranderen. Het duidingproces wordt op gang gehouden doordat gebeurtenissen de gebruikte kwalificaties steeds weer ondermijnen. Beck wordt ons voorgesteld als een persoon die is gevallen tot op de bodem van het bestaan. Hij kent de valsheid en de schijnzekerheden van het leven. Hij is een man zonder illusies en verwachtingen. Niets kan hem meer verrassen, zelfs de dood niet. Toch, net als de openingszin van de roman, breekt bijna elke gebeurtenis door die illusieloosheid heen. Bijna alles wat Grunberg over hem heen doet komen betekent een nieuwe desillusie. En Beck moet steeds weer accomoderen in een nieuwe illusieloosheid.

    Deze met duidingen doorweven vertelwijze ontregelt op effectieve wijze mijn primaire lezersreflexen. Psychologiserende duidingen verdrinken in hun overvloed. De verstikkende cirkel van eenduidigheid in veel hedendaags proza raakt ontwricht. Vaak putten schrijvers uit hetzelfde vennetje amateurpsychologie als hun lezers. Het jargon daarvan hoor je in het werkelijke leven ook nog eens uit de mond van journalisten, advocaten, rechters, praatprogramma - en big-brother-huis-bewoners en politici. In het dagelijks leven is dat heel comfortabel. Maar in de literatuur zorgt het voor een saaie zelfbevestiging van de lezer. De beelden die ik lezend vorm, kende ik al. Ik deelde ze al met de schrijver die ik persoonlijk niet ken, nog voor ik zijn boek las dat hij al dan niet slordig uit ons gedeelde burgerlijk leven kneedde. Deze roman dwingt naar andere kaders te zoeken.

 

 

II

De rusteloze vertelwijze hangt met een van de niet-psychologische aspecten van de hoofdpersoon samen. Voor ik dat aspect kan aanwijzen moet ik voor de aanknopingspunten kort het verhaal van De asielzoeker resumeren.

    Christian Beck heeft met zijn levensgezellin onderdak in Göttingen. Zij is consequent als Becks vrouw aangeduid en wordt 'de vogel' genoemd. Haar eigen naam vernemen we niet. De openingszin van de roman — de in derde persoon gestelde woorden van de vrouw 'De vogel is ziek' — vormen de opmaat voor een gang naar het ziekenhuis. Daar stelt men een dodelijke ziekte vast. De volgende morgen deelt de vogel mee dat zij wil trouwen, niet met Beck maar met hem onbekende de Algerijnse asielzoeker Raf. Het huwelijk wordt voltrokken. De asielzoeker trekt bij het echtpaar in. Eerst denkt Beck dat het is voor één nacht, de huwelijksnacht. Hij slaapt voor die keer onder de kapstok. Maar de kapstok wordt zijn vaste nachtelijke verblijfplaats in de periode van het sterven van 'de vogel'. Alleen om haar laatste wens te vervullen, legt hij zijn hoofd nog op een andere plaats neer. Becks vrouw wil kaas leren maken. Het drietal reist daarvoor naar een geitenboerderij in Frankrijk. Na hun terugkeer in Göttingen gaat het snel bergafwaarts met 'de vogel'. Beck en de asielzoeker ontvoeren haar nog uit het ziekenhuis om haar thuis te laten sterven.

    Door deze groteske schildering van het einde van 'de vogel' — niet als verklaring, maar als een andere, completerende tekening van hetzelfde levenspatroon — is een voorafgaande periode uit het leven van Christian Beck en zijn vrouw geweven. Beck was een schrijver van verhalen. Hij had zich van zijn beroep afgewend. Hij heeft zich toegelegd op het ontmaskeren van de illusoire voorstellingen waarmee mensen hun leven levenswaardig maken. Daarmee vervreemdde hij zich van al zijn vrienden. Hij leeft teruggetrokken in Eilat. Hij zwerft door de stad. Hij komt steeds uit op één centraal punt, een desolaat bordeel van een Georgische hoerenmadam. 'Want daar hoefde niets ontmaskerd te worden, daar vielen masker en ontmaskering samen tot een en dezelfde gapende wond. En zijn vriendin, de Georgische, ontving hem met de gevleugelde woorden: 'Daar ben je alweer, mijn duiveltje, mijn beste klant.' Want precies daarin mondde die toestand van illusieloosheid uit: in een goede klant, in de beste klant.'

De beide figuren zijn door Arnon Grunberg tegenover elkaar gezet als spiegels. Beck bestudeert de dierlijkheid in de mens. Becks vrouw trekt 's avonds de woestijn. Zij bestudeert het gedrag van nachtdieren. Hun menselijkheid wordt ergens gesuggereerd. Want wat zij beiden ook ondernemen, zij doen het om de ander te bereiken. Het enige wat ze echter bereiken is hun eigen verwrongen spiegelbeeld. Want de spiegels die Grunberg plaatst, staan scheef. Misschien is hun folie oneffen. Of het glas is onzuiver, van ongelijke dikte of licht gebogen. *Misschien is de enige mogelijkheid voor beiden de ander te bereiken en de eenzaamheid op te heffen de spiegel tegenover te breken, of de spiegel die men zelf is. Maar in Grunbergs roman lijkt het glas onbreekbaar. Of verschijnt achter elke gebroken spiegel een nieuwe spiegel. Na elke totale desillusie blijkt wat bleef een nieuwe illusie. Zo ontstaat er een keten van handelingen en contrahandelingen.

    De vrouw haalt een slachtoffer van een bomaanslag in huis. Ondanks plastische chirurgie is zijn gezicht zo mismaakt, dat wie hem aankijkt, verlangt naar 'acute vergetelheid'. Uit zijn gezicht is elke reminiscentie aan een menselijk gezicht verdwenen. Is dat het spiegelbeeld van Beck, de man zonder enig illusies over de mensheid? Houdt zijn vrouw hem dat voor? Toont zij: 'dit ben jij'? Hij, de man zonder illusies wordt er door overrompeld. Voor hem wordt een stretcher opgemaakt bij de boekenkast. En hij vlucht het huis uit. De mismaakte is de eerste in een stroom van 'verworpenen' die zijn vrouw in huis haalt. Zij neemt het lijden van de mensheid op zich: 'wat is mijn pijn vergeleken bij de zijne?' motiveert ze.

    In reactie op deze ontmaskering oefent Beck zich verder met het in het gezicht zien van de menselijke afgrond. Hij kiest in het bordeel van zijn Georgische vriendin een hoer uit op wie hij zich verder richt. Zij is de door ontberingen getekend, door ziekten geteisterd. Zij, Sosha de hoer, is het vrouwelijke tegenbeeld van Simon de mismaakte. Simon is de groteske verbeelding van de uiterste consequentie van Becks postmodernistisch drang tot ontmaskering van waarheden tot willekeurige voorstelling en zelfbedrog. Sosha is de groteske verbeelding van Becks messiaanse vrouw die het lijden wil lenigen door het op zich te nemen. Beck wil zich met Sosha revancheren voor de onverdraaglijkheid van zijn eigen spiegelbeeld. En hij wil de ware gestalte van zijn vrouw, ontdaan van het schone messiaanse patina, naderbij komen.

    Grunberg voert de Eilatlijn van de roman via een aantal dramatische hoogtepunten naar het einde. Beck en zijn vrouw hebben slaande ruzie in de bergen kleding die zij voor de verworpenen inzamelt. Beck maakt een gifgas-aanval-alarm mee in het bordeel. Hoeren en bordeelbezoekers met gasmaskers op drijven bijeen in een lekke schuilkelder. Een dag daarna ontspoort een vrijpartij van Beck met Sosha. Dat moment spiegelt de opening van de roman in Göttingen. Daar wist Beck het bloed tussen de benen van de vogel weg — terwijl de gedachte hem obesedeert dat hij haar ziekte heeft veroorzaakt. Hier veegt Sosha zich met rood getekend keukenpapier af en houdt het hem onder de neus als bewijs dat hij haar verwond heeft. Beck verweert zich tegen zijn innerlijke woede en haar beschuldigingen en steekt toe met een schroevendraaier die de schrijver hem blindelings laat grijpen.

    Christian Beck wordt vervolgens verhoord op het politiebureau. Grunberg levert een beklemmend hilarische scène af. Motor van de scène is de dubbele betekenis van het woord 'verklaring'. De verhorende politieman en de bekennende Beck houden elk, als twee clowns, consequent vast aan één van de betekenissen. De politieman wil een verklaring voor de juridische bureaucratie, zodat het incident kan worden vergeten. Beck wil zijn daad tot in de details verklaren om zichzelf (en de wereld) nog verder te ontmaskeren. Opnieuw worden duidingen vermenigvuldigd. De taal zelf lijkt de oorzaak. Waar Beck met zijn verklaringen de bron van het kwaad en de werkelijkheid wil blootleggen, raakt hij er telkens verder vandaan — 'met elk woord maakte Beck het erger. Voor zichzelf en ook voor zijn ondervragers (..)' en voor zijn lezers, kan ik daar aan toevoegen.

Grunberg vertelt de Eilatverhaallijn in de verleden tijd. De Göttingen vertelt hij in de tegenwoordige tijd. Hij wisselt beide in een overtuigend vertelritme af. Op het moment dat Beck in Eilat techt is gekomen in de de zojuist beschreven doodlopende steeg en zijn vrouw een baan in Göttingen krijgt aangeboden, loopt de kaasmaakcursus af en keren Beck, de asielzoeker en de vogel uit Frankrijk terug naar Göttingen. Beide verhaallijnen komen samen in haar dood..

    Daarmee is nog niet de roman ten einde. Arnon Grunberg heeft nog een aantal spiegelstukken geplaatst. Ooit schreef Christian Beck een kort verhaal over een bomaanslag in een Amsterdams bordeel. Omdat hij geld nodig heeft gaf hij toestemming voor een herdruk. Kort na die herdruk, rond het moment van de dood van zijn vrouw, wordt een bomaanslag op het beschreven bordeel gepleegd. Journalisten roepen hem ter verantwoording. Beck reist af naar Amsterdam om de verhouding literatuur en werkelijkheid in een tv-show toe te lichten. Het programma krijgt, heel realistisch, de groteske gestalte van een tribunaal. Beck vlucht weg. Thuis in Göttingen neemt de asielzoeker afscheid. Hij gaat naar Algerije om zijn land met geweld te bevrijden — zijn naam Raf blijkt een grapje, is de afkorting van de Rote Armee Fraktion. Christian Beck zelf loopt in het nachthemd van zijn vrouw het huis uit. Op een Duits bankje in de regen wacht hij — 'Duitsland is een georganiseerd land' —, als op de messias, op de broeders die hem zullen afvoeren. Hij kijkt naar de druipende bomen 'eindelijk ziet hij alles wat hij heeft verloren'.

 

 

III

Voor ik de rusteloze vertelwijze verbind met een aspect van Christian Beck, de hoofdpersoon van De asielzoeker, moet ik een korte opmerking maken over het vertelperspectief. Grunberg houdt in het midden waar dat perspectief ligt. Het verhaal wordt verteld in de derde persoon. Scènes en dialogen worden via Christian Beck in beeld gebracht. Je zou kunnen zeggen dat het vertelperspectief bij hem ligt. Je kunt evengoed zeggen dat het perspectief bij een verteller ligt, die zich op Beck richt. Al die evaluerende duidingen kunnen uit zijn mond komen. Omdat echter de ontmaskerende Beck zelf een personage is dat steeds evaluerend duidt, zijn de evaluaties niet makkelijk te lokaliseren — of in het hoofd van Beck, of in de mond van de verteller. Het beste lijkt daarom niet tussen beide oplossingen te beslissen. Grunberg heeft een diffuus vertelperspectief geschapen, dat ook mij in een diffuse toestand plaatst. Duid ik zelf, of heb ik onmerkbaar de duidingen van Arnon Grunberg overgenomen?

 

 

IV

Ik noemde Christian Beck de hoofdpersoon. De roman is getiteld De asielzoeker. Zoals uit het resumé blijkt, speelt de asielzoeker Raf een niet onbelangrijke rol. Hij is een zetstuk van dat de auteur in het drama van Beck en de vogel plaatst. Zijn bijna continue indifferente zwijgzaamheid verleent deze vreemdeling een glans waarin de verhouding tussen de beide andere figuren weerspiegelen. Zij blijken in hun onlosmakelijkheid band vreemden voor elkaar. Hij verbeekt de symmetrie tussen beiden. Daardoor kan ontwikkeling loskomen. Is hij dan niet de hoofdpersoon?

    Ik denk niet dat de titel naar de Algerijn verwijst. Hij verwijst eerder naar Christian Beck. Hìj is de asielzoeker. Dat kun je baseren op een gedachte die door Becks gedachten gaat als hij Raf bij de burgerlijke stand — Beck is getuige bij het huwelijk van zijn vrouw — voor het eerst ontmoet. 'Beck beschouwt asielzoeker zijn als een beroep. Zijn grootouders waren het, zijn ouders, zelf heeft hij toevallig, lang geleden alweer, een ander beroep gekozen, maar die beroepskeuze is hem fataal geworden. Misschien moet je het beroep kiezen dat van nature het beste bij je past.'

    Dat het begrip asielzoeker heel goed op Beck past, blijkt uit een aantal motieven. De running gag dat Beck in Göttingen onder de kapstok slaapt zoals hij Eilat zijn nachtverblijf op een stretcher naast de boekenkast heeft, is er een van. Uit eigen bed verdreven is hij een vreemdeling. Hij eindigt op parkbankje. Voorbij de laatste bladzijde zal hij in een psychiatrische inrichting terechtkomen, een uitzetcentrum naar de dood.

    Het belangrijkste motief dat Christian Beck als asielzoeker aanwijst, plaatst hem in legendarisch perspectief. Grunberg doet dat overigens op zo'n manier dat de legende die hij in het spel brengt, ontwricht raakt.

    Met name in de Eilatverhaallijn is naast het bordeelbezoek — de plaats voor rusteloze, thuisloze liefde — Becks hoofdactiviteit het wandelen door de stad. Steeds weer laat Grunberg Beck met zoveel woorden door de stad wandelen. Overigens ook zijn misvormde spiegelbeeld Simon, aan wie zijn vrouw tijdelijk onderdak biedt, wandelt. Hij wandelt door stad èn woestijn.

    Door de frequentie waarmee Grunberg het woord 'wandelen' gebruikt, dringt zich de gedachte aan de legende van de wandelende jood bij mij op. De legende van de wandelende jood is van christelijke huize. Diens andere kwalificatie als eeuwige jood maakt duidelijk dat de legende een kernbestanddeel van het christelijk antisemitisme uitdrukt.

    Kort komt de legende hier op neer. Op zijn kruisweg leunt Jezus tegen het huis van de schoenmaker Ahasverus. Eerder op de dag maakte deze deel uit van de menigte die om de kruisdood riep. Nu verjaagt hij hem die voor even rust zoekt. Jezus vervloekt hem: ik wilde staan en rusten; jij nu zult voor altijd voortgaan. Ahasverus kan niet sterven tot Jezus terugkeert. Hij zwerft hij ten eeuwige dage in rouw en spijt over de aarde. Zo maakte de christelijke legende de tot gaan gedoemde jood tot rouwmoedige getuige tegen wil en dank van de superioriteit van Christus. De legende steekt in de geschiedenis steeds opnieuw met antisemitische uitbarstingen de kop op. Dan wordt de wandelende jood weer gezien. Sjofel. Een lange onverzorgde baard. Voetzolen met centimeters eelt. Huilend van berouw in een hoekje van een christelijk godshuis, waar hij hoort spreken van het verzoenend bloed van Christus.

    Het motief van het wandelen verbindt Beck en de vogel. Zij trekt elke avond de Sinaï in. Dat is de woestijn waardoor volgens de boeken van Mozes het volk Israël veertig jaar lang zwierf op haar tocht uit het slavenhuis Egypte naar het beloofde land. Als zij dodelijk ziek is laat Grunberg Beck steeds haar voeten warm strelen. De seksualiteit is tussen beiden non-existent. Maar steeds komt dit oneindig liefdevolle gebaar terug — De asielzoeker is ook een grondeloze liefdesroman. Twee mensen in een spiegelwereld proberen elkaar wanhopig te bereiken. Uiteindelijk hult Beck zich in gestalte van zijn vrouw. In de slotscène op het parkbankje heeft Beck niet alleen haar nachthemd aan. Hij heeft ook haar slippers aan zijn voeten. In onmogelijk samenvallen geven ze gestalte aan de wandelende jood.

    De inkleding van Grunberg brengt de legende uit balans. Door Beck Christian te noemen, schuiven de twee contrahenten uit de legende in elkaar. Becks gestalte komt naar voren als die van een vervloekte, even vaak lijkt hij een uitverkorene, al is het maar van zichzelf. Beck wil het geluk, maar niet voor zichzelf. Hij wil het voor de ander, voor zijn vrouw. Hij zuigt het lijden naar zich toe, om het zelf te dragen. Becks vrouw is bezeten van dezelfde drang. Zij lijkt de vrouwelijke gestalte van Christus. Zij zoekt het uitschot, de verworpenen. Zij zoekt hun pijn. Om hen te verlossen. Zijn zij samen een karikatuur van Christus, zijn beeld in de klem van een lachspiegel? Ontkomen zij zo aan de antisemitsche karikatuur van de wandelende jood? Keren ze die tegen zichzelf?

    Zo staan onbeweeglijk tegenover elkaar. In deze symmetrie is verlossing een onmogelijke figuur. Het jaagt hen beiden voort. Asielzoekers. Van pijn naar pijn. Van desillusie naar desillusie. Van duiding naar duiding. Dat komt tot uitdrukking in de rusteloze vertelwijze van duiding en herduiding zonder einde.

 

 

 

V

De totale, desparate liefde tussen Beck en zijn vrouw doet me nog aan een ander liefdespaar denken. Het komt voor in een door André Schwarz-Bart geschreven epos over de geschiedenis van de christelijke Jodenvervolgingen die culmineerden in de Shoah. In de joodse legendarische wereld komt de gestalte voor van de verborgen rechtvaardige. In elke generatie zijn er zulken. Zij dragen het lijden van van hun volk. Hun bestaan garandeert het voortbestaan. De legende is in de middeleeuwen uit ouder materiaal ontstaan. Schwarz-Bart gebruikte hem voor zijn De laatste der rechtvaardigen.

    Hoofdpersoon Ernie Levy heeft een levenslange strijd tegen zijn roeping achter de rug als hij uiteindelijk met zijn geliefde en een groep kinderen naar een gaskamer wordt gedreven. Hij heeft zich vrijwillig bij de Duitsers gemeld, omwille van zijn geliefde Golda. Hij kiest ervoor met haar de laatste weg te gaan en haar tot in de dood te dragen. Vlak voor ze het gebouw ingaan overvalt hem de gedachte dat er niemand zal zijn die de 'zwijgende mars van de slachtoffers zou voortzetten; geen trouwe hond zou trillen, geen klok zou luiden, alleen de sterren zouden blijven, voortglijdend in de koude hemel. 'O God', zei plotseling de Rechtvaardige Ernie Levy, terwijl het bloed van het medelijden opnieuw van zijn oogleden stroomde, 'o Heer, zo zijn wij uitgegaan, duizenden jaren geleden. Wij liepen door droge woestijnen, door de Zee, Rood van bloed, in een zondvloed van zoute en bittere tranen. Wij zijn heel oud. Wij lopen. O! Wij zouden eindelijk aan willen komen!'

    Na deze uitroep beschrijft de verteller op de laatste bladzijden de dood van de kinderen, de dood van Golda, de dood van Ernie in de gaskamer. André Schwarz-Bart reikt daar vervolgens in enkele alinea's toch nog aan voorbij. Hij laat zien dat hij in het individuele lot elk afzonderlijke individu recht heeft willen doen. Zes miljoen mensen zijn in rook, in de lucht opgegaan. De lucht is van hen vervuld. De lucht is het gedenk teken. En hij gaat verder met een litanie. Tot slot eindigt hij zijn epos met een smal kierende opening: 'Soms, het is waar, wil het hart bezwijken van verdriet. Maar dikwijls ook, bij voorkeur 's avonds kan ik het niet nalaten te denken dat Ernie Levy, zes miljoen maal gestorven, nog in leven is, ergens, ik weet niet waar (...)'.

 

Je zou De asielzoeker voor een moment kunnen lezen als een voortzetting van de tocht van Ernie en Golda. Beck en zijn vrouw zijn overlevenden. Aan elkaar zijn ze bij voortduring bezig de schuld van het overleven af te lossen. Maar leven zelf is de schuld. De schuld van de overlevende is onoplosbaar.

    Grunberg tekent de verhouding tussen Christian Beck en zijn vrouw zo, dat ze elkaars gevangene lijken te zijn. Een onoverzienbare macht heeft bij elkaar opgesloten en tot elkaars bewakers gemaakt. Zijn het de vernietigende patronen uit de concentratiekampen? Steeds zijn er kleine en grote signalen in het verhaal die associaties met de nazitijd en met concentratiekampen oproepen. De manier waarop Beck de dood verwacht doet denken aan de gevangene op zijn brits. Ik citeerde al de definitie van liefde als 'je reinste discipline, net als massamoord en fabrieksarbeid'. De massamoord van de nazi's onderscheidde door haar industriële karakter. Zo is er meer. Beck bijvoorbeeld wil zijn leven niet aan anderen opleggen, want 'anderen zijn niet door de plaag gegaan'. Er zijn openlijke verwijzingen. De vogel is op een moment 'nog te mager voor de oven'. Scheurbuik vind Beck 'meer iets voor het concentratiekamp'.

    Navrant is de groteske beschrijving de opeengepakte massa hoerenlopers en hoeren in de lekke schuilkelder tijdens het alarm. Er zijn te weinig gasmasker en de dodelijk beangste mensen hebben de dood voor ogen. De schuilkelder zou bij een aanval in een gaskamer veranderen, zoals doucheruimten gaskamers bleken. De bergen kleding die Becks vrouw voor de verworpenen inzamelt, roepen sterke associaties op met de kledingbergen in de concentratiekampen.

 

 

VI

Je kunt De Asielzoeker lezen als kampliteratuur. Of als een parabel over de ontaarding van varianten van het postmodernisme in marktdenken — 'daarin mondde die toestand van illusieloosheid uit: in een goede klant, in de beste klant.' Of als een hartverscheurende liefdesroman. Of als een politiek en filosofisch literair onderzoek naar de plaats van de vreemdeling in onze maatschappij. Of als een dialoog met Der Prozeß van Franz Kafka. Het zijn allemaal beklemmende leeswijzen. Tegelijk is hij onweerstaanbaar komisch. Hij heeft de trekken van hoogstaand clownstheater.

    Het zijn niet alleen de running gags, zoals Becks nachtelijk verblijf onder de kapstok of bij de kapstok die voor lach en glimlach zorgen. Evenmin zijn het alleen de parodieën zoals de Franse geitenboerderijparodie op het alternatieve leven, of de parodie op het ziekelijk exhibitionisme van talk shows. Het zijn ook niet alleen hartverscheurend hilarische scènes als de ontvoering van de zieke vogel uit het ziekenhuis, rennend door een besneeuwde stad. Al deze elementen zijn de stoffering van de groteske, komische grondstructuur van de roman.

    Een basiselementen van een komische situatie is die van de inbreuk. De vertrouwde omgeving wordt opgebroken door de binnenkomst van een vreemdeling of van naar vreemde wetten functionerende voorwerpen. Een clown kan te maken krijgen met autonoom functionerende emoties of voorwerpen die zich niet in de hand laten houden of nemen. In De asielzoeker is de Algerijn de rustverstoorder die de vertrouwde gang van zaken doorbreekt. Voor hem was het Simon de mismaakte die Becks huis binnenviel. Zij zijn de zichtbare gestalten van de inbreuk, van de groteske, komische verstoring.

    Christian Beck is zelf bij uitstek een komisch figuur. Hij giet als een clown zijn emmer illusies leeg. Hij loopt opgelucht en lichtvoetig verder. Plotseling zien we hem weer door zijn knieën zakken. Door een breuk door zijn nieuwe laatste zekerheid, een onmogelijke gebeurtenis als een stortbui in een woestijn, blijkt de emmer weer overvol. Het hengsel snijdt diep in zijn hand. Steeds opnieuw giet hij de emmer met pijn en moeite leeg. De bereikte bodem heeft hij nooit bereikt.

 

VII

De verhaalstructuur van de bedreigende inbreuk, die een basisstructuur van de komische situatie is, komt bij veel moderne schrijvers voor. Een van hen is Franz Kafka. Denk maar aan zijn groteske verhaal Die Verwandlung. Ook zijn roman Der Prozeß is een voorbeeld. Die laatste komt op gang door een onherstelbare inbreuk. Franz K. wacht op een ochtend op zijn ontbijt dat maar niet komt. Hij schelt. Na een klop komt een vreemde man binnen die hij nog nooit in huis gezien heeft en blijkt hij gearresteerd.

    Arnon Grunberg gebruikt voor het beklemmend clowntheater van De asielzoeker niet alleen dezelfde komische structuur als Franz Kafka. Dat is een structuur die veel schrijvers gebruiken. Hij trekt ook specifieke elementen uit Der Prozeß in zijn spiegelkabinet. De verschuivende spiegelbeelden roepen intrigerende vragen op omtrent de verslindende kracht van de openbaarheid.

 

De twee scènes in De asielzoeker die Der Prozeß reminisceren spiegelen elkaar, zoals zoveel in de roman scheef gespiegeld wordt. De eerste scène is die van het verhoor op het politiebureau in Eilat. Waar Franz K. wordt opgeslokt in het gigantische labyrint van het apparaat waaraan hij poogt te ontkomen, doet Beck verwoede pogingen om in het justitionele apparaat binnen te komen. Tevergeefs. De bureaucratie spuugt hem uit. Franz K. is de onschuldige over wie het schuldig is uitgesproken. Christian Beck is de schuldige wiens schuld niet tot boete leiden mag.

De tweede scène spiegelt de eerste. Is de dienstdoende inspecteur niet geïnteresseerd in de schuld van Beck, de verhorende journalisten in de tv-show zijn niet geïnteresseerd in zijn onschuld. Zij schuiven de schrijver de schuld voor de werkelijkheid in de schoenen. De talkshow is openbaar verhoor, tribunaal en terechtstelling ineen. Het schuldig wordt uitgesproken en Beck wordt voor in alle openbaarheid, voor het front van de camera's met woorden afgemaakt.

Fysiek overleeft Beck zijn openbare terechtstelling door de bekende functionarissen van de talkshow. Franz K. overleeft niet. Hij wordt anoniem terechtgesteld door twee functionarissen van de anonieme macht. Zij voeren hem naar een steengroeve. Daar heft hij nog zijn handen, in afweer of als ten hemel. 'Aber an K's Gurgel legten sich die Hände des einen Herrn, während der andere das Messer ihm tief ins Herz stieß und zweimal dort drehte. Mit brechenden Augen sah noch K., wie die Herren, nahe vor seinem Gesicht, Wange an Wange aneinandergelehnt, die Entscheidung beobachteten. 'Wie ein Hund!', sagte er, es war, als sollte die Scham ihn überleben.'

Christian Beck vlucht uit de studio weg naar zijn hotel. Overdrachtelijk gesproken hebben de functionarissen hem het mes in de hand gedrukt waarmee hijzelf hun vonnis moet uitvoeren. Ook hij schaamt zich. 'Op zijn roze eenpersoonskamer kijkt hij enkele minuten, zittend op zijn bed, naar het plafond. Als hij een echte man was zou hij zich ophangen. De schande ontstijgt zij lichaam en zijn leven, die schande is groter dan hij. Schande, dat is het echte overblijfsel, de aangekoekte resten in de pan. Maar hij gelooft niet in zelfmoord, nog steeds niet, daarom hangt hij zich niet op. Hij moet nog even doorleven, dat is zijn straf.'

 

 

gepubliceerd 2004 ter gelegenheid van F. Bordewijkprijs.

 


 

naar de bibliografie