Verbazing

Sommige boeken worden uit speciale liefde gemaakt. Mensen brengen essay's, artikelen en gedichten bijeen om een geleerde of een schrijver te eren. In zo'n liber amicorum richten vrienden, bekenden een gedenkteken op voor die persoon op waarmee zij zeggen: dit beteken jij voor ons, dit hebben we van je geleerd. Wie een dergelijk boek leest mag door hun ogen, de ogen van vriendschap en liefde meekijken.
    Geert Mak en Mieke Thijs hebben met Geen nieuw begin, dit waaien in september een liber amicorum gemaakt voor hun vriend Dolf Hartkamp. Dolf Hartkamp overleed in het voorjaar van 1989 aan een hersentumor. Hij was niet alleen een pionier van de sociale advocatuur, maar ook een hartstochtelijk schrijver en cabarettier. Jarenlang schreef hij columns in De Waarheid columns. Hij publiceerde in de Groene.
    Geen nieuw begin, dit waaien in september
is een ongewoon vriendenboek. Het is geen waaier van door vriendschap ingegeven antwoorden aan een geliefde vriend.  Hij is dood. Het boek is dus een gedenkteken geworden waarmee de samenstellers wat Dolf Hartkamp voor hen betekent. En het bijzondere van hun teken is, dat zij  òver hem schrijven, maar dat ze gedichten, verhalen en cabaretteksten vàn hem hebben verzameld en uitgekozen. Hijzelf krijgt het woord, als een plaats om te blijven, niet alleen voor de vrienden. Men zegt wel eens dat de letter doodt en en de geest leeft. Hier is het de letter die de geest  levend  houdt zolang er lezers zijn.
    Schrijven was voor de advocaat Dolf Hartkamp geen bijzaak. Jarenlang bleef hij aan verhalen en gedichten werken. Steeds weer nieuwe versies werden ontworpen, alles wat in zijn strenge zelfkritische oog niet voldeed werd verworpen. Zinsflarden keerden steeds weer, verhalen werden steeds weer herschreven. ''Zo heb ik nog wat mappen liggen met hier en daar een mooie regel''. Soms omspant de periode waarin een tekst in staat van bewerking was tien jaar. In een stuk dat hij schreef voor vijf vriendinnen die hij insprak gaf bij de selectie van gedichten in zijn bundel Vleugels van Satie geeft hij een omschrijving van de criteria die hij voor zijn poëzie aanlegde. ''Hoe korter hoe beter'' is één daar van. Dichten was voor hem uitdunnen om het wezenlijke over te houden; een minimaal woordgebruik om een maximum aan expressie te bereiken.
    Eén van de meest uitgedunde en tegelijk een van de meest treffende gedichten schreef hij in 1988. In acht woorden die elkaar simpel lijken op te volgen ligt de hele gang van een dodelijke ziekte tussen hoop en hopeloosheid besloten. In de bij de lezers opgeroepen associaties van een eindeloze gang door de ziekenhuizen komen ook nog herinneringen aan een jeugd op het donkere Noordhollandse platteland. 

    St. Lucas

    AMC
    Van Leeuwenhoek
    St. Lucas

    September
    Oktober
    November

    Sint Maarten
    Sint Juttemis

Drie Amsterdamse ziekenhuizen op een rijtje gezet: het Academische Medisch Centrum, het Anthonie van Leeuwenhoek Ziekenhuis en het Sint Lucas Ziekenhuis. Zo op een rijtje gezet suggereren ze niet alleen een op zich al deprimerende zwerftocht langs medische instellingen met  verwijzingen, onderzoeken en behandelingen. De naam van het Van Leeuwenhoek in het midden geeft een specifieke specialistische lading aan die zwerftocht. In het Van Leeuwenhoek kom je voor de behandeling van kanker: bestraling, chemotherapie, de hoop krijgt een afschrikwekkende gestalte, maar blijft hoop.
    Het uitdunnen van de woorden krijgt een door het ''Van Leeuwenhoek'' het karakter van een tegenbeweging. De ziekte die gesuggereerd wordt is die van een dodelijk overdadige vermenigvuldiging. Het gedicht reduceert, vergeefs weet de lezer die een het postuum verschenen boek in handen heeft. Vergeefs weet wellicht ook de auteur. Blijkens de titel schreef hij zijn gedicht in het St. Lucas, op zijn zwerftocht het stadium van het specialistisch ziekenhuis voorbij.
    Parallel geschakeld aan de zwerftocht langs de ziekenhuizen wordt de tijd waarin zij plaats vindt, ook in drie woorden. Die tijd wordt niet geteld in dagen, maar in maanden. Het zijn de herfstmaanden waarin het licht langzaam afneemt, de duisternis de dag insluipt. Van oerher komt de associatie dat het verdonkeringsproces van de dagen doorzet en dat niets aan licht overblijft. December de maand van de dood.
    Voor dat die maand komt  stokt het tellen en benoemen der maanden. Het woord november roept in combinatie met de titel van het ziekenhuis dat vernoemd is naar de evangelist Lucas die traditioneel als arts geldt een oud feest op: Sint Maarten. De maand balt zich samen tot een dag, 11 november, die in Noord-Holland waar Dolf Hartkamp zijn jeugd doorbracht een kinderfeestdag is. Sint Maarten was de heilige die aan de poorten van Amiens een naakte bedelaar ziet en met zijn zwaard zijn mantel doormidden snijdt om de bedelaar te bekleden. In de traditie werd het feest van Sint Maarten het feest van de armen en kinderen. Met uitgeholde bieten waarin een kaars brandde gingen zij langs de huizen om financiële en voedselgiften in te zamelen.
    Licht in de duisternis. Tegenwoordig, nu de armen niet meer langs de deur gaan, zamelen de kinderen zingend snoep in. De Sint Maartenliedjes zitten vol verwijzingen naar gierigaards en vrekken die hun plicht om aan de kleinen en de armen te geven niet nakomen. Sint Maarten roept daarom niet alleen associaties op aan een spannende kindertochten door de lege vlakte van het Noordhollands landschap maar ook aan de oude tweedeling in de maatschappij. De lezer mag een verbinding leggen tussen de jeugd van de auteur, en zijn latere betaan als sociaal advocaat. Met één woord een maximale zegging, één die een heel leven omvat, èn de wondere kracht van de literatuur. Hier vormen de kinderliedjes een sociaal geheugen dat de ontvankelijken kan vormen.
    Dit woord Sint Maarten waarin een bepalend beeld van een leven is samengebald, breekt onmiddellijk af in een volgende associatie op de naam van het St. Lucas ziekenhuis. Sint Juttemis is de dag van het nooit. Naar die dag worden zij verwezen aan wie men geen hoop meer kan geven. Op Sint Juttemis heeft de hoop zelfs geen verschrikkelijke gestalte meer. Het gedicht breekt hier gewelddadig af. Op grond van de uit drie woorden bestaande eerste twee strofen verwacht je in de derde strofe nog een derde woord. Dat derde woord is niet geschreven. Eén regel blijft leeg. Over blijft ons beeld iemand die tot het einde alles onder ogen zag. Ook de leegte. Iemand die in het uitdunnen zover durfde doorgaan dat hij geen woord meer overhield.

 

 

gepubliceerd 1990

 

 

naar de bibliografie