Figuur van figuren

Kopstem/Stopnaald van Marc Kregting  stelt de lezer meteen voor een luxeprobleem. Aan welke kant te beginnen. Het boek heeft twee voorkanten. Aan de ene kant hebben we te maken met de dichtbundel Kopstem. Draaien we naar de andere kant beginnen we in de verhalenbundel Stopnaald. Dat beide bundels in dit ene boek met elkaar samenhangen, is in klank- en ritmeovereenstemming van de titels tot uitdrukking gebracht. Niet alleen letterlijk vormt de een de onderliggende tekst van de ander. Misschien maakt het daarom wel verschil uit van welke kant je begint te lezen. Ik ben bij de verhalen begonnen.
    Je kunt je afvragen of de aanduiding ''verhalen'' een vlag is die de lading helemaal dekt. Stopnaald figureert als hoofdpersoon in tweeënzeventig teksten die meest niet langer zijn dan één pagina. Ordentelijke gebeurtenissen en gedachten vertelt Marc Kregting op die pagina niet. Hij laat wel dingen gebeuren, hij vertelt wat Stopnaald overkomt, waar hij zich bevindt, wat hij denkt. Anders echter dan in een traditioneel verhaal is het niet het verband tussen oorzaak en gevolg dat de situatie, het verloop van de gebeurtenissen en de samenhang der gedachten bepaalt. Dat verloop laat Kregting uit de woorden ontspringen. Hij laat het verloop voortkomen uit onverwacht gebroken en scheef gehechte zinnen. Van een verloop kun je dan ook nauwelijks spreken, eerder van verspringingen. Stopnaalds avonturen ontwikkelen zich volgens poëtische procedés. Misschien kun je de verhalen beter ''prozagedichten'' noemen, of ''grotesken''. 

Als figuur kan je Stopnaald tot het verschijnsel rekenen waaraan het literaire tijdschrift Raster twee afleveringen besteedde: de meneer. In nummer 77 werden bestaande meneren uit de wereldliteratuur gepresenteerd. Enkele bekendere namen geven aan om wat voor soort figuren het gaat. Paul Valéry schreef over 'monsieur Teste', Henri Michaux wijdde zich aan 'Plume'. Bertolt Brecht schreef tussen al zijn toneelwerk en gedichten kleine verhaaltjes over 'Herr Keuner'. Zbigniew Herbert dicht over 'meneer Cogito'. Hun namen zijn een vingerwijzing naar hun karakter: ''hoofd'', ''pen'', ''niemand'', ''ik denk''. De meneren zijn fantasiefiguren, waarmee de schrijver probeert te ontsnappen aan stereotiepen. In zijn inleiding van Raster 77 geeft Jacq Vogelaar enkele kenmerken van ''de meneer'': ''in zekere zin zijn ze allemaal zonder karakter en zonder gezicht, wat nog niet hetzelfde is als karakterloos en gezichtloos.'' Het zijn figuren met een eigen, onbevangen blik. Tegelijk zijn het figuren zonder geschiedenis of individuele psychologie. De blik is daarom steeds weer nieuw. Hoewel ze onveranderlijk zijn ze in elk verhaal steeds opnieuw anders dezelfde.

    Voor Raster 79 nodigde de redactie Nederlandse een groot aantal Nederlandse schrijvers uit hun eigen ''meneer m/v'' te ontwerpen. Dat leverde een aantal prachtige exemplaren op. Echter, één wordt node in deze verzameling gemist: Marc Kregtings 'Stopnaald'. De door Kregting ontworpen figuur is een heel bijzondere uitvoering.

 

In de eerste plaats zijn de verhalen over Stopnaald uitzonderlijk omdat er naast hem in elk verhaal nog twee vaste personen figureren. Er is een verteller die zichzelf met ''wij'' aanduidt. Daarbij is er sprake van een ''jullie'', waarin we al snel de trekken van de lezers kunnen ontwaren. Zo is door het verslag van de belevenissen en gedachten van Stopnaald een tweede serie verhalen geweven, die over de strijd tussen de verteller en de lezers.

    Ik schrijf ''strijd'', omdat de verteller een gevecht met de lezers aangaat. Misschien komt de behoefte die de verteller voelt om met de lezer te vechten wel voort uit het feit dat hij de verhalen niet helemaal onder controle heeft. Hij presenteert zich als een alwetende verteller. Hij geeft aan dat hìj de omstandigheden van de verhalen bepaalt: ''We situeren de handeling ergens in het land in een kringloopzaak.'' Hij houdt openlijk informatie achter. Zo zegt hij ergens: ''Hoe hij dit heeft klaargespeeld is geheim. Dat mogen we nog niet onthullen.'' Maar Kregting, die de schrijver van de verteller in de verhalen is, formuleert diens interrupties en terzijdes zo dat je daar als lezer snel aan de almacht van die verteller gaat twijfelen.

    In zijn gevecht met de lezers gebruikt de verteller verschillende strategieën. Hij begint met openlijke agressie in wat in de toneelwereld een ''Publikumsbeschimpfung'' heet: ''Of vinden jullie dat te sterk, jullie hufters van redelijk fatsoen.'' Op andere plaatsen gaat hij prat op zijn surplus aan kennis. Soms kruipt hij zo dicht tegen zijn figuur Stopnaald aan, dat hij met hem lijkt samen te vallen in een front tegen de lezers. Op andere momenten probeert hij de lezers zo te verleiden dat hij zijn ''wij'' gebruikt om met hen gemene zaak te maken tegen zijn ongezeglijke en onaantastbare verhaalfiguur. Dan doet hij we een beroep op het begrip van de lezers, op hun invoelingsvermogen. Kortom, alle strategieën om de lezers eronder te krijgen gebruikt: agressie, verleiding, gemeenzaamheid.

 

In de tweede plaats zijn de verhalen over Stopnaald uitzonderlijk om wat ik al eerder aanduidde, de bijzondere rol de taal bij hun ontwikkeling speelt. Marc Kregting gebruikt woorden en zegswijzen uit veel verschillende terreinen van het leven en de literatuur. Spreekwoorden, spreekwoordelijke uitdrukkingen, woorden uit de biologie, woorden die alleen in een bepaald gewest in Nederland worden gebruikt, Bargoens, wendingen uit de bijbel, zeemanstaal, retorisch uitdrukkingen, clichés, alles wat onze monden ontvliedt komt hem van pas.

    Al die verschillende soorten taal verbindt hij op ongebruikelijke wijze aan elkaar. Of beter gezegd, laat hij zo op elkaar inwerken dat elkaar openbreken. Betekenissen die we in staande uitdrukkingen allang niet meer ontwaren, zorgen voor onverwachte associaties en sprongen. In het volgende fragmentje ontspoort een spreekwoord en bepaalt het waterige karakter ervan de woordkeuzen in de zinnen daarop volgend: ''Honden verafschuwde Stopnaald. We hebben geen idee waarom, dus jullie mogen het zeggen. In elk geval was de 'woef' de druppel die emmer van het spreekwoord deed overlopen. Stopnaald riep Jeremia en wierp de brief in de gracht. Hij ging een demonstratie beleggen, die hij stille tocht doopte.''

    Het effect is soms flauw, soms hilarisch, soms diepzinnig, soms absurd, soms ontroerend. De Stopnaaldverhalen combineren eenvoud en complexiteit, naïviteit en kwaadaardigheid, speelsheid en verontrusting. Als je onze taal in haar totaliteit tot je door laat dringen, vertoont ze geen eenheid maar scheuren en gaten. Met Stopnaald heeft Marc Kregting een figuur gemaakt om die gaten te stoppen en de scheuren te naaien. Soms vertoont de draad van het verhaal schrille kleuren, soms is hij bijna onzichtbaar.

    De poëzie van Kopstem vormt het alter ego van Stopnaald. De komische effecten en het absurde ontbreken. De onmogelijke combinaties van woorden en zinnen worden bijeengehouden door de stijl - afgebeten zinnen, kortaffe constateringen - en het staccato ritme. De onderliggende tekst van Stopnaald doet de afwezigheid in de gedichten van verhaalelementen gevoelen. Alleen de verontrusting over de taal die ons breekt en ontbreekt blijft over.

 

 

publicatie 1997

 

naar de bibliografie