Vrij onaf
Van Bert Schierbeek verscheen postuum Vlucht van de vogel. In het colofon neemt de uitgever de eindverantwoordelijkheid voor deze dichtbundel. Schierbeek die 9 juni van dit jaar stierf, heeft de laatste fasen van de totstandkoming niet meer kunnen verzorgen. De piëteit van de uitgever tegenover de dichter past bij de ijlheid van de gedichten. Zoals die zich doen gelden als geruisloze luchtverplaatsing in een stille ruimte, zo lijkt zij de mogelijkheid open te houden dat Schierbeek op zijn schreden weerkeert om nog enkele woorden, regels of gedichten te verschuiven.
Weten dat de dichter, de gedichten schrijvend, wist dat hij korte tijd later sterven zou, beïnvloedt de manier van lezen. Meer dan ooit lijkt een dichter te schrijven om de dood op afstand te houden door, paradoxaler wijs, hem te benaderen. Alsof je, als je hem sluitend genoeg weet te omcirkelen en in de beweging van de taal op te nemen, zijn vermogen het leven tot staan te brengen kunt ontnemen. In beweging blijven, spreken, schrijven, blijven vluchten, die mogelijkheid laat Schierbeek met zijn bundel de lezer na. Hijzelf heeft de bundel niet voltooid. Zo is er iets gebleven om te voltooien.
De titel
kan als meerzinnig worden opgevat. Het onbepaalde vlucht roept zowel
het beeld van een vogel in het zwerk, als de gedachte aan een op de vlucht
zijnde vogel op. Dat er sprake is van de vogel doet vermoeden dat hij
een analogie van de dichter is. Een kort gedichtje voedt dat vermoeden:
door te vliegen
houden vogels
net als dichters
het raadsel in stand.
Teksten als een vogelvlucht, zichtbare beweging in een onzichtbaar medium. Schierbeek kiest voor een paradoxale formulering. Door te bewegen (vliegen/schrijven) houden vogels en dichters iets in stand. Zou het niet het raadsel van het leven zijn? Zijn ze geland, vervliegt het raadsel in de dood. Er mag dus geen einde aankomen. Vlucht. Bezwerend klinkt dan ook in een ander gedicht: ''een meeuw zit niet / en nooit in een boom''. De dichter in ieder geval, laat hem eeuwig vliegen. In zijn gedicht.
Schierbeek
is niet alleen vogeldichter, hij is tevens dichter van de wind. De wind is de
drager van leven, al is hij niet alleen een hoeder, maar tevens een
verwoester. Dat blijkt uit een ode aan de wind, waarin hij getekend wordt als
groot anarchist. Was de vogel een analogie van de dichter, de wind is sterk
met de mens verweven. Hij maakt de mens tot dichter. Schierbeek laat in zijn
ode de klassieke associatie van de wind met de geest opkomen.
Overal is de wind aanwezig. Overal heeft hij de hand in, in
het malen van het meel, in het zagen van hout, in het bemalen van de polder
maar tot slot verraadselt hij zich tot het geheim van het leven. De ode
eindigt met de regels: ''soms verstopt de wind zich in de / mens die zich
dan zoals hij zegt''. De mens die zich zegt, is een dichter, als
verwoester en hoeder altijd bezig.
Met Schierbeek is weer een dichter gestorven van de generatie die zich in zijn esthetica rekenschap gaf van de grote conflicten die de geschiedenis vanaf het begin van de burgerlijke revolutie zijn gaan beheersen. De ervaringen met het fascisme en de wereldoorlog waren daarvoor de oorzaak. Over de politieke idealen die in weerstand daartegen ontstonden schreef Schierbeek in een vroegere bundel:
wij gaan zei hij
de geschiedenis afschaffen
en de domheid en het lijden
en wij deden dat
met veel domheid en lijden
een lege dop
in onze handen
gevuld met domheid
en met lijden
de geschiedenis was het
enige dat we hadden
zoals de buizerd
zijn muis.
In Vlucht van de vogel heeft Schierbeek sporen van het huidige politieke toegelaten. Ze zijn bijna anoniem, als de vluchtelingen zelf. Legers, vluchtende soldaten of burgers, trekken over een heuvelrug. Er is een cyclus over abstracte Apocalyps. Een aantal gedichten geeft een mythologische schets van het ontstaan van een nieuwe aarde, dat de trekken vertoond van de ondergang van onze oude.
Schierbeek heeft een aantal gedichten opgenomen voor gestorven kunstenaars: voor de componist Nono, voor de Oostenrijkse schrijfster Ingeborg Bachmann, voor Anne Frank en voor zijn generatiegenoten Cees Buddingh, Jan Elburg en Lucebert. In dat laatste gedicht is de wind weer aanwezig. Schierbeek lijkt te proberen om te omschrijven wat overblijft als een dichter sterft. Wat hij over Lucebert schrijft, mag misschien hemzelf gelden:
wij weten nu
en allang
de dagen en de mensen
sterven aan hun
laatste ademtocht
een lege hand
wuift nog éénmaal
in de ruimte
nu zwijgt zijn stem
en ligt verborgen in de
woorden die hij sprak
en schreef
De stem van dichter is als het raadsel van het leven en van de wind verstopt of verborgen in de woorden. Die hij sprak schuilen in zijn vrienden als dragers van herinnering. Die hij schreef zijn een geheugen voor de lezer. Zolang er poëzie gelezen wordt voedt het geheugen het leven. Overigens wie ooit Lucebert hoorde lezen, weet hoezeer zijn dichten spreken was.
In het voorlaatste gedicht van Vlucht van de vogel gaat Schierbeek nog een stap verder. Niet de dood van een dierbare vriend stelt hij zich voor ogen, maar zijn eigen dood. Het einde van de vlucht lijkt in zicht. Geen vogel meer, de dichter ziet zich niet vliegen, maar vallen.
de dag valt
omhoog uit de
nacht
alles wordt zichtbaar
ik zie het einde
van mijn weg
mijn afgrond
ben bang
voor mijn nacht
die ik al in mij
draag en dan
zie ik mij vallen
De dag valt als een avond, als een laatste nacht. Alles wordt zichtbaar, maar bovenal het duister van de nacht, nee ''mijn'' nacht, ''mijn'' afgrond. Dit gedicht lijkt onaf. Een regel lijkt te ontbreken. Na de eerste regel die afbreekt op het woord ''valt'', treft als een schok het woord ''omhoog''. De laatste regel doet zich in door haar laatste woord ''vallen'' voor als een voorlaatste regel. Ik verwachte nog een woord op een volgende regel: ''omhoog''. Of ''omlaag''. Waarheen ziet de ik zich vallen, omhoog of omlaag? Dat blijft open. Ook de uitgever heeft dat niet ingevuld.
Het gedicht dat de bundel besluit laat nog duidelijker ruimte open. De stem van de dichter lijkt af te breken, of te aarzelen. Er moet nog iets komen, zou ik zeggen, als ik de laatste strofe van Schierbeeks laatste bundel lees:
nooit weet men
waar men komt
leven is er
en daar is
publicatie 1996