Recht

Het vloeken heeft zijn kracht verloren. Woorden zijn hun beslag op mensen, dingen en gebeurtenissen kwijtgeraakt. Met woorden kan het kwaad niet meer tot ondergang gedwongen worden. De vloeker vervloekt niet meer, maar geeft alleen nog lucht aan gekwetstheid, aan persoonlijke verontwaardiging of woede en aan de onmacht om aan de oorzaken ervan iets te veranderen.
            Vloeken zijn woedende klanken. Ze zijn zo goed als woordeloos en daarom in de sociale omgang bijna waardeloos. In een aantal van zijn vroege gedichten probeert Koos Schuur de toonhoogte van vloeken te vangen en elke vloek zijn verhaal te geven. Aan de cyclus 'De zeven vloeken' gaat een sonnet vooraf waarin hij schrijft dat hij ''vloeken tot een vers heeft omgezongen''. In zijn gedichten ziet de Groninger Schuur zich als degene die uit het werkende, zwoegende, vertrapte volk is voortgekomen en die aan hun zwijgen in zijn verzen een einde maakt. De taak van de dichter is het de woorden te vinden en op eigen wijze, gebonden aan zijn wortels in de wereld, te verbinden:

             zij zijn de bouwers van dit werkzaam land
            en hebben
            eeuwen, jaar en dag, gezwegen
            dat ik het zingen zou, uit eerste hand.

In 'De zeven vloeken' vertelt de dichter zeven verhalen van zeven slachtoffers van de oorlog: de jongen die zijn verstand verloor toen de bommen vielen; zijn meisje dat hij niet meer herkent en dat daarmee haar geliefde verloor; de soldaat wiens geliefde hem wordt ontnomen als hij aan het front verkeert; de vader wiens zoon voor het vaderland is gevallen; de soldaat die, teruggekeerd uit de dood van de oorlog opnieuw het leven moet leren; de vader die probeert hem te bereiken met blinde haat.
            Niet iedereen is het slachtoffer van de oorlog. Schuur heeft de weerlozen op het oog, die meegesleept wellicht, niet in staat waren weerstand te bieden. Hun wanhopig, weerloos vloeken schrijft hij op met woorden die in zijn hoofd samenklinken. En met dat hij met de woorden de gedicht gemaakte vloeken zingt, maakt hij de oorzaken van de vloeken zichtbaar. Uit de persoonlijke verbanden van de door de dichter herschikte woorden, worden algemenere verbanden zichtbaar. In een later gedicht, 'Het recht', maakt hij de wetten van onze maatschappij met zijn vrije markt zichtbaar:

            de beste verdeling is de oneerlijke
            iets om over te strijden
            iets om iemand een breuk te slaan
            iets om brokken te maken in andermans huis

            want iedereen heeft hetzelfde recht
            als het recht van de sterkste
            de zwakken komen daar zelf wel achter

           ze krijgen een klein houten kistje vol onvree
            in een oude muurkast
            achter een versleten slot

           met onvree is geen nieuw slot te kopen
            en het kleinste deel is ontoereikend

Vol ironie wordt de grondwet beschreven volgens welke het in de wereld toegaat. In de volledige vrijheid waarin iedereen hetzelfde recht heeft, geldt het recht van de sterksten. De verdeling die het resultaat is van de strijd is een oneerlijke. Want hetzelfde recht voor allen brengt ongelijkheid voort. Zo gaat het en zo is het altijd gegaan. Dat maakt Schuur zichtbaar.
            In de loop van het gedicht maakt hij nog meer zichtbaar en daarmee ontstaat een lading die de beschrijving te boven gaat. Delen leidt tot verschillende, ongelijke stukken. In het huis van de zwakken, onderworpen aan het hetzelfde recht als de sterken,  worden de brokken gemaakt. Zijzelf worden gebroken. Terwijl de sterken zich een breuk lachen, komen ze daarachter. Hun machteloos vloeken wordt door Schuur in het gedicht geladen met dreiging.
            Dit systeem van het recht van de sterksten brengt zijn eigen doodgravers voort. Naast hun te kleine deel krijgen de zwakken een kistje dat overloopt van onvree. Deze onvrede is niet te houden, niet te binden. Zolang ze klein blijft en individueel is ze ook onvoldoende. Voegen de zwakken hun vloeken en onvrede bij elkaar, zoals de dichter de woorden voegt in een gedicht, zullen ze de sterksten zijn en het recht nemen om tot een nieuwe verdeling te komen. Zo herwint het machteloze vloeken van de slachtoffers in de woorden van dit gedicht de waarde van de vervloeking: het slachten zal ten ondergaan. Daarom gaat het zevende gedicht van 'De zeven vloeken' ook over de anonieme verzetsstrijder, wiens vloek niet dichten wordt maar doen.

 

gepubliceerd 1990

naar de bibliografie