Politiek

De dichter is maar blinde
vlier, hij kreunt en zingt
in de wind die in hem klimt

In juni bloeiden op dat plein papaver en gentiaan
(die elkaars geheime zwijgende geliefden zijn)
Demonische kweekgras-wortels mokten... Bloemkronen
lokten duizend plukkers uit hun schaduw

Woest doemden voerlieden op in hun maaidorsers
van steen waarvan de stenen wielen ratelden; hard
snerpten zwepen in de stenen hand van de menners
die neermaaiden de papaver en de gentiaan

De dichter is maar blinde
vlier, hij zwijgt en zinkt in de wind
die aan hem wringt

Dit gedicht uit H.H. ter Balkt's bundel In de kalkbranderij van het absolute is niet meteen herkenbaar als politiek gedicht. Toch is het dat. Met deze tekst reageerde Ter Balkt op ‚‚één van de aangrijpendste en ingrijpendste politieke gebeurtenissen'' van 1989. Enige maanden achter elkaar brachten de media de betreffende ontwikkelingen bij hun kijkers en lezers binnen. Niemand kon er omheen, met hun nieuwsberichten hielden de media de mensen in een onontkoombare greep. Zoals ze dat daarna met weer andere politieke gebeurtenissen deden. Nooit houden ze op, nooit zwijgen ze, nooit onthouden ze, zelden brengen ze blijvende beelden. De twee middenverzen van dit gedicht zijn opgeschreven als een bericht van waargenomen gebeurtenissen. Alleen doet Ter Balkt dat in zijn eigen poëtische taal. Op die manier voegt hij een eigen beeld aan de door iedereen waargenomen werkelijkheid toe. Dat beeld kan, als het gelukt is, misschien wel blijvend zijn. Zo'n dichterlijk beeld biedt weerstand aan de erosie van onze emoties in de haastige beeldenstroom van het dagelijkse nieuws. Omdat het niet gemakkelijk consumeerbaar is, kan het ook niet gemakkelijk verdwijnen in de stroom van immer spectaculaire, maar altijd gelijke beelden op de tv en in de kranten. Gedichten zijn gedenken in vorm. Omdat Ter Balkt zijn transformaties hier toepast op een gebeurtenis die we allemaal kennen, kunnen we in dit gedicht zijn persoonlijke taal, zijn transformaties leren herkennen.
    Ter Balkt biedt de lezer aanknopingspunten voor eigen in de herinnering opgeslagen beelden van de gebeurtenissen die hij beschrijft. In het gedicht geeft hij een tijdsbepaling en een plaatsbepaling : ''in juni ... op dat plein''. Zij bevestigen een tijd- en plaatsbepaling in de titel: ''China, juni''. Daarmee wordt ''dat plein'', het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing en verhaalt het gedicht van de bloei en het neerslaan van wat media de studentenopstand zijn gaan noemen. In het beeld van de harde stenen apparaten tegenover de kwetsbare bloemen gloeit even de overal verspreide foto op, van de man met boodschappentas tegenover de tank in een lege straat.
    Hoewel Ter Balkt een bijzonder woordeigen heeft, kiest hij zijn woorden niet toevallig. Met de papaver, een felle rode bloem die ook wel slaapbol wordt genoemd, verbindt zich onlosmakelijk de associatie van de Chinese drug opium. De bloei van de papaver belooft gelukzalige dromen en de macht aan de verbeelding. De familie van de gentiaan - normaal gesproken niet de gezel van de papaver, wel in de spraak van de dichter - bloemen in vele kleuren en van oudsher als geneeskrachtig bekendstaande wortels. De veelkleurige bloei van gentiaan en papaver samen op een plein als beeld van een politieke gebeurtenis in China roepen een politieke uitspraak herinnering over een andere politieke beweging. ,,Laat honderd bloemen bloeien'', luidt de veel geciteerde uitspraak van Mao tse Toeng uit de tijd van de Culturele Revolutie. Ter Balkt's beeld rijmt met een aan de gebeurtenis eigen beeld. De geheime liefde van de papaver en de gentiaan lijkt besloten te zitten in het verbond van droom en geneeskracht. De macht van de verbeelding belooft de taaie kooi van de onvrijheid te buiten te gaan.
    In de tweede strofe roept Ter Balkt al de tegenbeweging van de bloei op: ''Demonisch kweekgras'' mokt. Kweekgras is een uiterst taai soort gras dat zich eindeloos onder de aarde verwortelt, wortels van andere planten verstikt en eigenlijk onuitroeibaar is. Nu heeft het nog als veevoer. Het kweekgras kan de vrijheid van het visioen en de groei van de genezing niet velen. Ondanks deze tegenstem, een echo van het ''kreunen en zingen'' in de eerste strofe, laat Ter Balkt in deze tweede strofe ook nog even de belofte van genezing klinken. De ''bloemkronen'' van de vlier gebruikt men om te drogen. Van vlierbloesem kan men een thee trekken die ook geneest. De plukkers komen uit de schaduw om in deze bloeimaand te oogsten.
      In de derde strofe beschrijft Ter Balkt een andere oogst. Met voorhistorisch en tegelijk al te modern geweld wordt een einde gemaakt aan de bloei. Tegenover de plukkers de moderne combine, de maaidorsmachine, tegenover het plukken snerpende zwepen. De voerlieden ''doemen'' op, waarmee Ter Balkt hun verwantschap toont het het demonisch kweekgras. Zij, deze politieke leidslieden, staan tegenover de massa van de duizend plukkers.
    Hun optreden is niet alleen fysiek gewelddadig, maar ook akoestisch verpletterend. Ratelende wielen, hard snerpende zwepen. Die herrie brengt de blinde dichter, die de geheime zwijgende liefde van de bloemen bezong, tot zwijgen. In de eerste strofe lijkt de dichter een lier, welke de berichten die wind over het land voert in zich laat klinken. De dichter vertolkt lijden en vreugden, ''kreunt en zingt''. Maar na dit neerslaan lijkt deze plantaardige nazaat van de blinde eposschrijver Homerus ten dode opgeschreven. De wind wringt wel aan hem, krijgt echter geen klank meer uit hem. Hij zingt niet meer maar, één letter een wereld van verschil, zinkt. Ten prooi wellicht aan het demonische kweekgras. Toch had de dichter al een vorm gevonden voor de herinnering. Zijn gedicht is een kind van de politiek.

 

gepubliceerd in 1990.

 

 

naar de bibliografie