Waardigheid van verval
Postuum verscheen van Theo Verhaar de dichtbundel Valscherm voor Erasmus. Al in zijn vorige bundels toonde hij zich een dichter die zich niet de glorieuze kanten van het bestaan toewendde. Hij heeft oog voor het breekbare van de dingen, het kwetsbare van het vlees, het verval van steden, de sporen van de geschiedenis van het individuele leven en in het samenleven. Nu is meer dan ooit eigen kwetsbaarheid en eigen verval voorwerp van zijn schrijven.
Ergens in zijn bundel omschrijft Verhaar ''het gedicht'' als ''een geopend ding'' dat ''toekijkt''. Het zoekt ''aansluiting / bij iemands ogen'' die het vervolgens ''duldt als licht''. Ik doe het gedicht geweld aan door een tastende formulering, voor deze gelegenheid tot een rechtlijnige mededeling te herschikken. Misschien doe ik de bundel geweld aan door hem zo direct te betrekken op de wetenschap dat hij de laatste gedichten bevat die Theo Verhaar schreef. Sentiment geeft de woorden ''meer dan ooit eigen kwetsbaarheid''. Sentiment maakt de ogen die naar het gedicht zoeken, duister. Het gedicht verandert in een gesloten ding, sluit zich voor mij af.
Kwetsbaarheid en verval zijn in Valscherm voor Erasmus aan de orde. Ze zijn het echter niet op een andere manier dan in Verhaars andere bundels. Als hij, zoals in zijn bundel Het badwater van de fotograaf, de sporen van geschiedenis en verval op inwoners van Krakau of Leipzig tekent tegen de achtergrond van de onverschillige, geheugenloze vooruitgang, toont hij tevens zijn eigen kwetsbaarheid. Soortgelijke middelen hanteert Verhaar in zijn laatste bundel. Dat maakt hem daarin zichtbaar als dichter die hij in zijn vorige werk was. De gedichten zoeken aansluiting bij de ogen van lezers, ook al is de dichter er als lezer niet meer. De lezers kunnen door de ogen van een gedicht blijven kijken.
Meer nog dan als het woord ''ik'' in Valscherm voor Erasmus het centrum van waarneming was geweest, tonen de gedichten een persoon in zijn manier van waarnemen. Ze doen dat al door hun uiterlijke vorm. Die is wel anders dan in het vorige werk. Daar konden regels nog breed uitwaaieren. Hier staan ze uitgemergeld, als in ademnood geschreven onder elkaar. Drie, vier woorden lang soms, vaak niet meer dan twee of één. De dichter komt mij als ik lees via zijn gedicht bijna fysiek nabij. Lees ik hardop kom ik in de kortademigheid die slechts enkele woorden in een ademstoot toelaat. Lees ik alleen met mijn ogen, verkorten de regels mijn zicht.
De bundel bestaat uit drie afdelingen. De eerste bevat een aantal portretten. Een chirurg wordt getekend, een anesthesist, een zwemmer, een kameel, een grijper en andere personen en voorwerpen. In elk van de gedichten is iets of iemand anders aanwezig. Het kan een patiënt zijn, de horizon of een toeschouwer. Tussen beide laat Verhaar een uitwisseling ontstaan, die het moeilijk maakt scherp te scheiden. De uitwisseling brengt vaart door de manier waarop bepaalde activiteiten zijn beschreven. De activiteit van de chirurg die ''twijfels wegneemt'', wordt later in dat gedicht aangeduid als het graven ''naar vleugels (..) / van het paard''. Zo werkt met de verwijzing naar het gevleugelde dichterspaard Pegasus, de arts aan de voortgang van de poëzie.
Twee lange cycli vormen elk een van de andere twee afdelingen. De laatste is getiteld 'Dagbouw'. Daarin wordt een ontginningsgebied, gesuggereerd is de aanleg van de Maasvlakte, zo beschreven dat een uitwisseling ontstaat tussen land en lichaam. De enorme operatie waarin het landschap wordt gereorganiseerd — sommige delen moeten onder water gezet, andere opgespoten — is gedeeltelijk in lichaamstermen geschreven. Er ontstaat een indrukwekkende spanning in deze uitwisseling. Enerzijds zijn de lichamelijke ervaringen van ziekte en sterven via de uitvergroting tot het landschappelijke voelbaar gemaakt. Lichaam en aarde zijn elkaars gelijke. Anderzijds loopt het erop uit de het landschap, weliswaar gereorganiseerd, blijvend is, het lichaam daarentegen verdwijnt. Het verdwijnt in de blijvende aarde. Het is eraan ondergeschikt. Een andere omschrijving voor 'dagbouw' is 'open groeve'. Via die indirecte aanduiding is de notie aanwezig gemaakt dat de dichter niet alleen naar zandwinning kijkt, maar tevens in de afgrond van zijn eigen graf. Het slotgedicht van bundel en cyclus verwijzen naar het dorp Blankenburg dat voor de Maasvlakte onder water is gezet.
De dorsmachine
omslaan
op het rooiveld.
Blankenburgs
deur wijd
openen.
De afgrond
drogen,
droogmalen,
inslapen.
Het veer
voorgoed
omzeilen
zodra het lekt.
Hoewel het gedicht met zijn vier afzonderlijke beelden als geheel raakt, kan ik niet alles thuisbrengen. Er lijken tegengestelde bewegingen werkzaam. Akkerland wordt na de laatste oogst gereed gemaakt als bouwgrond. Blankenburg gaat onder water. Onmiddellijk moet de afgrond drooggemalen. Het veer (van de veerman van de dood?) omzeilen, is op het droge blijven, maar toch loopt er weer water in het drooggemalene.
Het lijkt of het woord ''inslapen'' in de derde zin, die over de afgrond, actief is gemaakt. Inslapen zeg je in omfloerst taalgebruik van een gestorvene, hij is ingeslapen. Hier is ''inslapen'' een opdracht en duidt het een richting aan: de afgrond droogmalen en dan de afgrond in slapen. Met dat beeld kan je een mogelijke verklaring van de titel verbinden. Erasmus, Rotterdammer als Theo Verhaar, is een belangrijke figuur in de traditie van het humanisme. Voor hem is de paulinische tegenstelling zonde en genade niet van belang, maar de neoplatoonse tegenstelling van vlees en geest. Naar zijn opvattingen leidt het geloof tot ware wijsheid. De heilsgeschiedenis is een grootse opvoeding van de mensheid. Hem gaat het om de verheffing van het vlees naar de geest.
Je kunt Theo Verhaar omschrijven als een dichter in de humanistische traditie. Alleen, hij heeft oog voor het verval en de kwetsbaarheid van het vlees. Vanuit zijn optiek gaat het niet om de verheffing van vlees tot geest. Humaniteit is: de afgrond van de sterfelijkheid onder ogen zien, de moed ontwikkelen om in het eigen graf te kijken zonder spinsels omhoog. Ook Erasmus valt uit dan uit de hoogten van de gelovige en filosofische speculaties. De poëzie is het valscherm om de val te breken en de groeve op een waardige manier in te slapen.
gepubliceerd 2000