En gene schitterde op de rede (redactie Hans Groenewegen)

 

Piet Gerbrandy, Oude chaos, nieuwe orde

        De liefhebber van Ouwens die voorzeker een liefhebber van lezen is zal regelmatig denken aan elementen uit de Griekse mythologie. Piet Gerbrandy brengt al die elementen met elkaar in verband en gaat na waartoe Ouwens ze heeft verwerkt. Hij komt tot de conclusie dat de dichter ze 'op volstrekt eigenzinnige wijze vervormt tot een particuliere mythologie'. Tegelijk biedt dat Ouwens niet de helderheid die hij zoekt. Hoe hij dat oplost, u leest het bij Gerbrandy.

 

Rein Bloem, Klavervier

        Rein Bloem heeft altijd een neus gehad voor uitzonderlijke dichters. Hij volgt hij hun ontwikkelingen daarom langer dan wie ook. Poëzie en proza  van Ouwens kent hij daarom van binnen en van buiten. Het is fascinerend om deze essayist op zijn associatief analytische weg door het werk te volgen. Vanwege zijn ervaringen als regisseur is hij in staat ons een film van het werk te tonen. Dat speciale aandacht uitgaat naar Pasolini is dan eigenlijk geen verrassing meer.

 

Lucas Hüsgen, Aarzelingen van de zwaan

        Pasolini speelt ook een rol in Hüsgens essay over Van de verliezer & de lichtbron. Maar zijn belangrijkste invalshoek vindt hij in een noot bij de bundel, waarin Ouwens verwijst naar een term uit de Indische filosofie die hij bij Arthur Schopenhauer vond. Hüsgen las de Upanishaden en weet van daaruit veel motieven te verhelderen en in het verband van het werk van Ouwens te duiden.

 

Marc Kregting, De verborgen derde persoon

        'Heerst er een tegenstelling tussen proza en poëzie? En hoe ingewikkeld ligt die, voorbij de notatie?' Uiteindelijk beantwoordt Kregting deze vraag. Maar eerst verricht hij een diepgaand onderzoek naar de eigen aard van het proza. Ouwens blijkt beide genres in te zetten voor hetzelfde onderzoek. Alleen biedt het proza meer middelen. Het heeft een grotere intensiteit: 'Hoe intens de evolutie in Ouwens' gedichten verliep, het zijn schampschoten vergeleken bij de bomkraters die zijn prozaboeken achterlaten.'

 

Handschriften en documenten

        In het documenten deel zijn naast facsimiles van poëzie en proza, onbekende foto's van Ouwens opgenomen.

        Ouwens is een ongeëvenaarde briefschrijver. De hier opgenomen brieven spreken voor zichzelf en voor zijn poëzie.  Gekozen is voor brieven aan zijn redacteur Laurens van Krevelen, aan Jan E. Bouman en aan Jacob Groot; over impasses in het eigen werk, over Hans Faverey, over bibliofiele uitgaven, over popmuziek.

 

Toine Moerbeek & Kees Ouwens, De realiteit van de fictie

        Toine Moerbeek schreef verschillende essays over het werk van Kees Ouwens. Hij interviewde hem voor de radio. Door denkend op de antwoorden van Ouwens, doordenkend op zijn eigen vragen zette hij de dialoog schriftelijk voort. Moerbeeks vragen en doorvragen leidde tot antwoorden. Het antwoorden noopte Kees Ouwens tot formuleren en herformuleren. Zo ontstond een  lang, geleid essay over het eigen werk en over het werk van anderen als Gerrit Achterberg en Jean Paul Sartre.

 

Yra van Dijk, Het schuwe schrijven

        Maurice Blanchot spreekt van de lege donkere ruimte, de taalloze plek 'Buiten' waar de schrijvende ik  naar toe wordt gelokt zonder er ooit binnen te kunnen treden. Yra van Dijk neemt de noties van Blanchot over literatuur, om een patroon in de poëzie van Kees Ouwens te kunnen tonen. Zij laat zien dat  dit 'Buiten' een steeds grotere ruimte ìn het werk van Ouwens gaat innemen.

 

Hans Groenewegen, Het bestaande heeft je gezocht

        In de bundel Afdankingen zijn sporen te ontwaren van gedichten van Hans Faverey.  Hans Groenewegen wijst een aantal van die sporen aan. Vervolgens reconstrueert hij het gesprek dat Ouwens in zijn poëzie met de poëzie van Faverey is aangegaan. Heeft Ouwens geprobeerd in de tekstuele huid van zijn collega te kruipen? Het lijkt erop. Maar de tekstlichamen blijken in al hun verwantschap grondig te verschillen. Hans Faverey ziet de wereld als hij zelf verdwijnt. Bij Kees Ouwens verschijnt de wereld als hij kijkt.

 

Peter van Lier, Voor de dag met dat licht

        De naam van Samuel Beckett valt geregeld als er over het werk van Kees Ouwens wordt gesproken. Peter van Lier legt de poëzie van Kees Ouwens nu eens daadwerkelijk naast het werk van  Beckett.. En met wat een resultaten. Iedereen heeft altijd terecht de beide namen met elkaar in verband gebracht. Alleen men wist het niet. Eindelijk eens niet alleen een slag met de klepel in de lucht, maar een kundig bespelen van het carillon.

 

Tom Van de Voorde, Op weg naar het licht

        Van de Voorde analyseert het motief van de liefelijkheid van Arcadië in zijn verstrengeling met het thema van het narcisme. Arcadië is verloren, de verdrijving uit het paradijs wordt voltrokken op het moment dat de bewoner ervan tot zelfbewustzijn komt. Hij kan daarom over het paradijs alleen maar spreken in de zin dat hij er ooit was. Geluk is een herinnerd geluk. Volgens Van de Voorde streeft Ouwens in zijn poëzie naar de bestendiging van de herinnering aan het geluk. Maar uiteindelijk wil de dichter de poëzie opheffen. Dat zou Arcadië terugbrengen op een hoger niveau.

 

Kees Ouwens, Omhelzingen

        Dit dankwoord sprak Kees Ouwens uit voor de uitreiking van de VSB-poëzieprijs in 2001, toegekend voor Mythologieën.

 

naar bibliografie

naar over hans groenewegen