lichaamswater Wereldbibliotheek, Amsterdam 2002 |
Uit lichaamswater:
detentie
het donker is een ademen dat de
longen nooit verlaat
al het lichaamswater wil een golf, een wolkenveld vormen
De pers over
lichaamswater
‘Groenewegen kijkt,
registreert en noteert nauwkeurig, maar vaak op zo’n manier dat het spannend
wordt.’
‘De beste
gedichten zijn evenwel die waarin
Groenewegen op een minder ingehouden manier over liefde schrijft .. Wie
liefheeft weet nooit zeker of hij niet een hersenschim bemint. Dat maakt de
intellectualistische poëzie van Groenewegen op zijn beste momenten tragisch.’
Piet Gerbrandy, ‘Bloed ik hevig maar ordelijk’, De Volkskrant, 14-2-29003.
‘Eerlijkheid gebiedt me te bekennen dat ik bij een aantal cycli en gedichten van
Hans Groenewegen de deur gesloten vond. Het is moeilijk morrelen aan een slot
als de juiste sleutel ontbreekt. Die sleutel wordt nu en dan uit de hand
geslagen door die omsingelende, omslachtige en syntactisch verbijzonderde
schrijftechniek. De dag waarop Hans Groenewegen geest zal ombuigen tot hart en
verstand evenredig zal mengen met intuďtie, zal een feestelijke dag worden voor
onze Nederlandse poëzie.’ Hedwig Speliers, ‘Tussen avontuur en overmoed’,
Poëziekrant (2003)6.
‘Hij combineert, selecteert en verschuift zijn taal tot ze een grote ritmische en muzikale coherentie weet te vertonen. Niets in deze gedichten is daarom zonder meer wat het lijkt. Soms doet deze lyriek vaag denken aan Kouwenaar, elders lijkt de mystieke evocatie van Ouwens niet zover weg, maar bovenal weet Groenewegen toch een eigen cachet te geven aan die ervaringen ... Van een criticus die openstaat voor de complexiteit en de eigengereidheid van andermans lyriek had ik overigens niet minder verwacht. Aanbevolen.’ Dirk De Geest, Leesidee, 4/2003.
‘Het is zeker integere poëzie, maar de inkleuring is bijna anoniem, onkrachtig .. Het is moeilijk om aan de reeds bestaande poëzie een onverwisselbaar eigen stem toe te voegen. Het is Groenewegens tweede bundel. Hij is op weg.’ T. van Deel, Biblion 13-03-2003.
'Hans Groenewegen gaat in zijn gedichten tot op de bodem, en ook die zin is hij volop een moderne dichter die de overgeleverde woorden wantrouwt. Is dichten niet spelen met taal, totdat zij iets anders gaat betekenen? Maar naast spel klinkt er in zijn spreken ook iets door van een vloek waaraan niemand zich kan onttrekken, al zet hij nog zo'n grote mond op.' Wessel ten Boom, Ophef 11(2004)2.
naar bibliografie
naar over
hans groenewegen