Medeplichtige getuige van de overlevende
Ter gelegenheid van Armando's 
  zeventigste verjaardag verscheen een uitgave Verzamelde gedichten. 
  Daarin zijn alle door hem sedert zijn debuut in 1954 gepubliceerde gedichten 
  opgenomen. Lezing en herlezing is alleen daarom al een verpletterende 
  ervaring. Armando heeft één thema dat hij in alle mogelijke richtingen 
  exploreert. Zo bij elkaar voegen alle variaties en herhalingen aan de 
  afzonderlijke publicaties een dwingende consistentie toe. Dit overzicht van in 
  de Verzamelde gedichten laat zien dat Armando's oeuvre niet bestaat uit 
  een reeks afzonderlijke gedichten en bundels. Het is een bloem die blad na 
  blad ontvouwt. Zelfs in de schijnbaar schuldeloze readymades uit de jaren 
  zestig, toont de taal de sporen van het onderling menselijk geweld.
    Ten tijde van de oorlog om Kosovo kwamen Nederlandse 
  schrijvers onder kritiek te staan. Aan hen zouden de verschrikkingen van de 
  laatste jaren op de Balkan voorbij zijn gegaan. Enkele misverstanden lagen aan 
  die kritiek ten grondslag. Het eerste misverstand is dat schrijvers meer dan 
  andere mensen een mening zouden moeten hebben. Zij zouden de morele gidsen van 
  de natie dienen te zijn. Consequent is daarom het volgende misverstand, dat de 
  mate waarin Nederlandse schrijvers door de dagelijkse werkelijkheid van oorlog 
  en moord zijn getroffen zou zijn af te lezen aan opiniepagina's, columns, 
  manifesten en protestbijeenkomsten. Een derde misverstand geldt de literatuur 
  zelf. Men wil aan de hand van meningen en morele overtuigingen de 
  engagementsscore van een bundel poëzie of een roman bepalen. In poëzie echter 
  trekt het geweld van de samenleving haar sporen op een geheel andere manier. 
  Wie wel eens gedichten van Gerrit Kouwenaar leest, weet dat daarin plotseling 
  'bloed uit de hemel' kan vallen. Zijn werk is geen uitzondering. In de 
  Nederlandse poëzie van de laatste jaren zijn vele sporen van oorlog terug te 
  vinden. In de poëzie van Armando nog het meest. Al zijn gedichten gaan over 
  oorlog.
    Wat Armando betreft zou men daar tegenin kunnen brengen dat 
  zijn gedichten over dé oorlog gaan, dat wil zeggen over de oorlog van 'ons 
  Nederlanders', de Tweede Wereldoorlog. Ze komen voort uit zijn ervaringen als 
  kind, als jongeling in de omgeving van Amersfoort. Hij keek er naar kamp 
  Amersfoort. Hij was getuige van geweld, van onderwerping, van moord en 
  doodslag, van oorlog. De bundel Het gevecht uit 1976 begint met een 
  intrigerende noot van de auteur: 'Het gevecht is een autobiografisch 
  gedicht. Het gevecht vond plaats 31 jaar geleden in de bossen rond 
  Amersfoort; het werd voltooid op het eiland Thera in 1972.'
    De noot geeft aan dat literatuur en werkelijkheid 
  onontwarbaar met elkaar verweven zijn. In 1945 was Armando getuige van een 
  gevecht op leven en dood. De winnaar werd de dader van doodslag, die zijn 
  vijand in het bos begroef. Einde gevecht, zou je zeggen. Die conclusie is 
  onjuist. Het gevecht zette zich voort als gedicht en kwam pas ten einde in 
  1972. 
    Deze noot vooraf kan men ordenen onder het hoofdje 
  'traumatische gebeurtenis na eenendertig jaar verwerkt'. Maar daarmee is 
  Armando's poëzie misverstaan. Zij vindt wel haar oorsprong in de Tweede 
  Wereldoorlog, die is echter niet haar onderwerp. Alle concrete anekdotiek van 
  feitelijke gebeurtenissen is door Armando in zijn poëzie versplinterd. De 
  elementen verwijzen niet langer naar één gebeurtenis. Ze verwijzen naar een 
  gebeuren. De strenge organisatie van de fragmenten maken de oorlog zichtbaar 
  als een intensivering van het dagelijks leven. Voor Armando is de strijd op 
  leven en dood op een koude aarde in een verlaten heelal de grondstructuur van 
  het leven. Daarom is ook de oorlog tussen de NAVO en Joegoslavië, en andere 
  oorlogen, in zijn poëzie zichtbaar, voor wie haar leest en niet alleen kranten 
  leest en CNN kijkt. Wie Armando's poëzie eerst leest, kijkt wellicht met 
  andere ogen naar het nieuws.
 Genoemde 'voltooiing' van het 
  gevecht betekende niet het einde van de ermee verbonden thematiek. De bundels 
  zoals Tucht en De veldtocht en De naam in een kamer, die 
  gelijktijdig met Het gevecht of erna werden geschreven exploreren 
  andere aspecten van vijandschap, militarisme, bezetting, de rolwisseling van 
  daders en slachtoffers. Je zou kunnen zeggen dat Armando in zijn poëzie de 
  contouren schetst van een mythe over de menselijke samenleving. De cyclus 
  Hemel en aarde uit 1971 bijvoorbeeld, is opgezet als een scheppingsmythe.
  
    Met de mythologisering lijkt Armando een analyserende 
  beschrijving te beogen van de verhoudingen tussen mensen. Voor moraal, 
  verheerlijking van geweld of geweldloosheid, of voor zingeving lijkt geen 
  plaats. De naam in een kamer komt een gevangen vijand aan het woord:
     u begrijpt mij 
  niet wij vochten tegen
    een vijand een vijand begrijp mij toch
    ons werd verteld dat er een vijand was
    ja we hadden een vijand nodig
     u begrijpt mij 
  niet u begrijpt niet
    dat er oorlog was ik was degene van toen
Een dergelijke tekst lees je in de 
  context van Armando's oeuvre niet snel alleen maar als een obligate pleitrede 
  van iemand die zich aan zijn verantwoordelijkheid wil onttrekken. De 'gevangen 
  vijand' refereert ook aan het 'Befehl ist Befehl' waarmee daders zich 
  tegenover het tribunaal van de geschiedenis denken vrij te pleiten, maar 
  waarmee ze zichzelf in onze wereld automatisch veroordelen. De teksten van 
  Armando problematiseren dat automatisme. Het verweer 'ik ben onschuldig ik ben 
  de vijand' wordt in hen serieus genomen. Dat heeft te maken met de betekenis 
  die Armando aan zijn oorlogservaringen in zijn poëzie geeft.
    De beschrijvingen en aanduidingen van 'het gevecht' waarvan 
  hij getuige was, maken verschillende malen gebruik van het woord 'geboorte'. 
  Dat geeft het eveneens gebruikte 'kind' een pregnante betekenis. Als je naast 
  de mythe van de koude aarde als draagster van het gevecht op leven en dood 
  tussen dader en slachtoffer, een mythe van het schrijverschap wilt 
  onderscheiden, dan vind die daar zijn oorsprong. Het kunstenaarschap van de 
  schilder, beeldhouwer, dichter en prozaïst Armando spruit voort uit het 
  waarnemen van de moord van de ene man op de ander. Uit 'het gevecht', uit het 
  waarnemen ervan wordt hijzelf geboren.
    Een woord dat met die geboorte samenhangt is 'denken'. De 
  geboorte van dit kunstenaarschap is bewustwording. Deze kunstenaar is een zich 
  bewustwordende getuige. Waar hij zich blijkens zijn poëzie bewust van werd, is 
  dat die ene gebeurtenis waar hij bij aanwezig was de oerscène van de 
  menselijke samenleving was, waarin alle andere zijn uitgedrukt. In zijn poëzie 
  onderzoekt hij, denkend met zijn stem, wat de consequenties van dat inzicht 
  zijn.
    Na lezing van de poëzie van Armando zijn de heldere 
  tegenstellingen als goed en kwaad, slachtoffer en dader, schuld en onschuld, 
  betrokkene en buitenstaander, heerser en beheerste niet goed meer te hanteren. 
  In zijn poëzie is zelfs de tegenstelling leven-dood problematisch. Zijn 
  laatste gedicht hier opgenomen gedicht, uit 1995, stelt dat zo:
     waarom zouden we 
  wat we gedaan hebben
    om vergeving vragen waarom 
    hebben we gedaan wat we moesten doen
  
    we deden wat we konden om niet
    te weten dat we leefden
 
Het gevecht dat op een moord uitliep wekte de dichter. De dichter werd een denkende die weet dat hij leeft. Zijn eerste ervaring van leven is het besef dat hij een overlevende getuige is. Hij is betrokken, evenzeer als het landschap waarin het gevecht plaatsvond, evenzeer als het slachtoffer dat bij een andere uitkomst van het gevecht dader was geweest, net als de dader die bij een andere uitkomst van het gevecht slachtoffer was geweest, net als de slachtoffers die bij elke uitkomst van het gevecht slachtoffer zullen zijn, met een eigen miezerige daden. Hij is evenals het landschap getuige — van Armando is de notie van het schuldig landschap afkomstig. Hij is net als de dader een overlevende. In de prozabundel Dagboek van een Dader komt in een dialoog de volgende uitwisseling van zinnen voor:
     'Sterven Daders 
niet?' 
    'Neen. Zij kunnen niet.
    Zij verwoorden.'
De dader van het woord en de dader van de moord zijn zeer verwant. Wie weet dat hij leeft, weet dat hij een overlevende, dat hij een schuldige is. De dader die zich als vijand vrijpleit is schuldig. Lezend zijn we zijn getuige, ontdekken we dat we zijn getuige waren. Onschuldige getuigen zijn er niet. Ook niet aan de zijdes waarop u en ik ons bevinden, op de sofa of in een column. Wij zijn overlevenden. Daarom zijn wij daders. Dat is een uitgangspunt dat je in de poëzie van Armando kunt vinden. Je kunt nagaan en ondergaan hoe hij het bijna rituele geweld blootlegt dat onze taal beheerst. Een mening vind je er echter niet.
(Terug) naar het vooraf met de verwijzingen naar de andere essays.