Als je de vorm verandert
I
  Problematisering van de taal en het systematisch betwijfelen van individuele 
  gezichtspunten zijn de constanten in de werkwijze van Mark Insingel. Resultaat 
  is een paradoxaal oeuvre van poëzie, proza en een essaybundel. Met 
  Gezichten, een bloemlezing van zijn poëzie, brengt Insingel opnieuw een 
  aantal van zijn paradoxen onder de aandacht van lezers. De bloemlezing zelf is 
  een paradoxale onderneming.
    Gezichten verscheen ter gelegenheid van de 
  vijfenzestigste verjaardag van de dichter. Aan haar is een liefdevolle 
  inleiding van T. van Deel toegevoegd. De bundel is een zo feestelijke uitgave, 
  dat je van een bundel in de eigenlijke betekenis van het woord niet kunt 
  spreken. Zij bestaat uit een transparante, vierkante cassette met daarin 
  drieënzestig gedichten op losse vellen '200 grams halfmat machine coated 
  papier met milieukeurmerk'. Niet dat de oplage beperkt is tot 
  tweehonderdenvijftig exemplaren onderscheidt de bibliofiel uitgegeven 
  dichtbundel van een reguliere uitgave. Wel dat de exemplaren zijn genummerd en 
  gesigneerd. Dat onderstreept dat poëzie een zaak is van een elite.
    Als de lezer zich door de losbladigheid uitgenodigd voelt een 
  eigen bundel te structureren, herinnert de nummering van de bladen hem aan de 
  oorspronkelijke volgorde. Die is chronologisch. Aan tweeënzestig eerder 
  gebundelde gedichten is één voor deze gelegenheid geschreven nieuw gedicht 
  toegevoegd. Geheel in overeenstemming met de ontwikkeling in het latere werk 
  van Insingel is het een poëticaal liefdesgedicht. Het toont de dichter met de 
  hem typerende syntactische variaties, de wederkerigheid van subject en object, 
  de dialectiek tussen individu en gemeenschap, en de eveneens typerende 
  vermenging van socialiteit en poëticaliteit. Omdat de taal ook de taal van de 
  lezers is, heeft hij direct deel aan deze ode 'Aan de Nederlandse taal':
  
    Ik besta in de manier
    waarop ik van je houd.
    Jij vormt mijn lippen, jij
    bestaat in de manier 
    waarop men mij verstaat.
    Ik wil je horen en ik
    spreek, ik wil je zien en 
    teken je, lichaam van
    tekens, in betekenis
    heb ik gemeenschap met 
    je, in gemeenschap met
    je voel ik: ik besta.
Mark Insingel debuteerde als dichter in 1963 met de 
  bundel Drijfhout. Drie jaar later volgde nog Een Kooi van Licht. 
  Als we afgaan op zijn in 1990 verschenen verzamelbundel In elkanders armen 
  rekent hij ze niet tot zijn oeuvre. De verzamelbundel laat Mark Insingel als 
  dichter in 1969 maagdelijk geboren worden met de als concrete poëzie 
  gekarakteriseerde bundel Perpetuum Mobile. In een interview uit 1970 
  met Willem M. Roggeman karakteriseert Insingel het werk uit zijn eerste twee 
  bundels als 'impressionistisch-symbolistische poëzie'. Hij vervolgt 'mijn 
  drang naar stilering en precisie is er al duidelijk in aanwezig, meen ik, maar 
  het is psychologiserende literatuur.' In het loslaten van dat 
  psychologiserende element situeert hij de omslag naar het werk dat hij als 
  zijn oeuvre beschouwt: 'het formele element wint het van het psychologische. 
  Die evolutie, dat zat er bij het begin natuurlijk in, want iemand die zich in 
  en door de literaire taal wil in stand houden en beveiligen, die komt 
  misschien wel onvermijdelijk tot het ideaal van een tekst als gesloten geheel 
  van formele evidenties.'
    Het was de uitzonderlijke typografische vorm van de gedichten 
  in Perpetuum Mobile die Paul de Vree er destijds toe bracht het werk 
  van Insingel tot de concrete poëzie te rekenen. Insingel zelf distantieerde 
  zich niet van die karakterisering. Hij nuanceerde haar wel. De cirkelvormig 
  structuren noemt hij de adequate uitdrukking van de circulaire linguïstische 
  operaties in zijn gedichten. De cirkels visualiseren de eindeloze beweging die 
  hij tot stand wil brengen. 
II
  De vorm is voor Mark Insingel de essentie van het kunstwerk. In 'Het 
  ogenschijnlijke verschil', een essay uit de bundel Woorden zijn oorden 
  omschrijft hij dat zo: 'Een vorm is een communicatiesysteem, een inhoud is 
  niet communicatief, hij wordt gecommuniceerd, door een vorm. De ware strijd 
  wordt gevoerd op het vlak van de vorm (met en in de vorm), niet op het vlak 
  van de inhoud (wel omwille van de inhoud).' Insingel probeert voor elk gedicht 
  een unieke vorm te vinden. Vorm en inhoud dienen samen te vallen. Vorm is 
  inhoud. Dat iconisch streven is vergelijkbaar met het verlangen naar 
  iconiciteit in de symbolistische poëzie. Dit formalistisch-symbolistisch 
  uitgangspunt is het, dat de bloemlezing Gezichten in verschillende 
  opzichten tot een paradoxale uitgave maakt.
    De bloemlezing problematiseert de geïntendeerde 
  onvervangbaarheid van de oorspronkelijke vormen. Allereerst doet hij dat op 
  het niveau van de macrostructuur van de afzonderlijke bundels. Als voorbeeld 
  moge Perpetuum Mobile dienen. Het openingsgedicht van die bundel is een 
  typisch voorbeeld van een verrassend, conceptueel concreet gedicht. Midden op 
  de pagina staat groot het woord 'ik'. Bij nadere beschouwing blijkt het 
  opgebouwd uit allemaal kleine regeltjes 'menmenmen'. Het slotgedicht van 
  dezelfde bundel, niet onverwacht, wordt gevormd door het grote woord 'men' 
  opgebouwd uit kleine regeltjes 'ikikikikik'. De plaatsing van beide gedichten 
  herhaalt op het macroniveau van de bundel de circulaire structuren van de 
  afzonderlijke gedichten. 
    In Gezichten nu, is dat verband tussen beide 
  verbroken. 'ik' is gewoon het eerste gedicht, 'men' het elfde. De 
  bundelcompositie waarin zij bij integrale uitgave hun plaats hadden is 
  verbrokkeld. Zo zijn in Gezichten alle bundels verbrokkeld. Door zijn 
  macrostructuren zo te vervormen heeft Mark Insingel het karakter van zijn 
  poëzie zelf veranderd. Niet alleen de identiteit van afzonderlijke gedichten 
  ontplooide zich uit zijn machinale of maniakale herhaling en variatie van 
  woord en zinsverbanden. De gebruikte procédés ontleenden per gedicht hun 
  kracht tevens aan hun echo in andere gedichten. Daar die akoestiek verbroken 
  is, klinken de gedichten anders.
    Mark Insingel was een construerende dichter par excellence. 
  Tegelijk bedeelde hij het toeval een rol toe. Zijn uitgangspunten, die je als 
  toeval omschrijven kunt, werkte hij met systematische linguïstische operaties 
  uit. 
    Bij de compositie van Gezichten heeft hij zijn invloed 
  als constructeur geheel laten varen. De keuze van de opgenomen gedichten is 
  gebaseerd op de willekeur van het publiek. Of zoals het colofon het stelt, de 
  gedichten uit Gezichten 'zijn de keuze van de lezer omdat ze extra 
  aandacht kregen door opname in een bloemlezing, door tentoonstellingen, 
  poëziefestivals, uitgave op poster, ansichtkaart of T-shirt, door vertaling, 
  bespreking of studie.' 
    De bloemlezing creëert een nieuw paradox. Insingel wilde met 
  de linguïstische operaties van zijn gedichten de esthetische, ethische en 
  talige vooronderstellingen en vastigheden van de mensen in de burgerlijke 
  maatschappij op lossen. In de termen van Roland Barthes: Insingel schreef zijn 
  gedichten als 'textes de jouissance'. Dat zijn teksten die het genot van de 
  grensoverschrijding verschaffen. Nu bloemleest hij ze middels de herkenning 
  van de lezer. Nu zijn het 'textes de plaisir', bevestigend divertiment. 
    Of het toebedelen van de rol van constructeur aan de lezers 
  als het opgeven van zijn oorspronkelijk project gezien moet worden, weet ik 
  niet. Vanuit een sociologisch gezichtspunt gezien heeft de 'texte de 
  jouissance'  voor de kleine groep van ingewijden altijd al gefunctioneerd als 
  een 'texte de plaisir'. Zij herkennen zich in de vervreemding en de 
  moeilijkheden waarvoor de tekst hen stelt. De tekst onderscheidt hen. Als 
  kenners. Als culturele elite. Mallarmé had zijn al zijn kapelletje van 
  ingewijden. Dirk van Bastelaere heeft in dit verband van de barthesiaanse 
  onderscheiding tussen 'texte de jouissance’ en ‘texte de plaisir' eens 
  geschreven over de poëzie van Hans Faverey dat zij 'onder het gecultiveerde 
  plezier van de destructieve genieting valt.'
Op het microniveau van de afzonderlijke gedichten zet 
  Mark Insingel het paradoxale karakter van de bloemlezing voort. Zijn 
  formalistisch iconisch streven staat onder de druk van de keuze van het 
  papierformaat. Zijn gedichten functioneren in de andere uitgaven op een 
  rechthoekige bladspiegel van een staand formaat. In het geval van In 
  elkanders armen met het formaat van veertieneneenhalf bij tweeëntwintig 
  centimeter. De teksten van Perpetuum Mobile zijn gecentreerd. In de 
  andere bundels beginnen de gedichten meestal, zoals gebruikelijk in 
  dichtbundels, boven aan het blad. Korte gedichten rusten op ruim wit. Lange 
  lopen tot onder door. De bladen van Gezichten zijn vierkant met zijden 
  van ruim dertig centimeter. Alle teksten zijn gecentreerd. Dat verandert hun 
  plastiek totaal. De kleine gedichten bijvoorbeeld, rusten niet meer op het 
  wit, maar zijn van wit omgeven. Ze doemen er uit op. Daardoor zijn ze 
  zelfstandiger, plastischer. Zij actualiseren niet langer de betekenis dat zij 
  gedichten zijn zoals alle andere gedichten van andere dichters. Zo zijn 
  Insingels bekende, populaire gedichten op paradoxale wijze toch vreemd 
  geworden. Zij zijn zichzelf niet meer.
    Een andere paradoxale vervreemding van bekende gedichten 
  ontstond door de keuze van het lettertype. Voor Gezichten is een 
  rustige, grote letter gekozen. Die letter is veelal een andere dan die in de 
  oorspronkelijke uitgave. Tot welke veranderingen dat in de betekenis van de 
  gedichten kan voeren is het duidelijkst merkbaar bij die afkomstig zijn uit 
  Posters uit 1974. Die bundel heeft een duidelijke politiek uitgangspunt. 
  Het eerste gedicht 'to The Brave New World' bijvoorbeeld, is een diagonaal, 
  van links boven naar rechts onder, bestaande uit de afwisselende onder elkaar 
  in kapitaal getypte woorden 'RIGHT' en 'LEFT'. Na elk paar springt het 
  volgende paar een spatie in. 'RIGHT' lezen we traditioneel, van links naar 
  rechts; 'LEFT' is gespiegeld en is van rechts naar links te lezen. Zijn 
  'links' en 'rechts' zichzelf nog wel? Doen in de huidige politiek de 
  verschillen er nog toe? Deze zelfironiserende constructie van Insingel — per 
  slot ontstaat de iconische vorm hier door zijn ontkenning — is verwant aan die 
  in de 'ik' en 'men' gedichten.
    In de versie van In elkanders armen zijn de gedichten 
  uit Posters gedrukt in een typelettertje. Het doet me denken aan het 
  aloude IBM-bolletje. Daarmee zijn ze geplaatst in de activistenstencultuur van 
  de jaren zestig en zeventig. Die politieke betekenis, hun door deze typografie 
  verschaft, verliezen de gedichten in de bloemleesversie. Opnieuw zijn het 
  andere gedichten geworden. Hun betekenis is van het politieke veld verschoven 
  naar het esthetische.
    Het schijnt mij toe dat Mark Insingel deze gedichten uit 
  Posters op deze wijze adequaat actualiseert. Handhaving van de 
  IBM-bolletjesletter zou de gedichten tot historische documenten hebben 
  gemaakt. Nu wrikt de discrepantie tussen de gedateerde taal en de 
  verestheticeerde vormgeving, en dat toont de verschuivingen in het denken van 
  de protestgeneratie — niet als document, maar in de pijnlijke ongerijmdheid 
  van vorm en inhoud. Vormen wilden ze veranderen, 'omwille van de inhoud', 
  zoals Insingel zelf schreef. Met de paradox, de oude inhoud te tonen in de 
  nieuwe vorm, toont hij dat de mensen van zijn generatie meest niet de vormen 
  hebben veranderd, maar dat de vormen hen veranderden. Anders dan de dichter 
  hebben zíj ook hun inhoud daarbij aangepast.
    De cirkelstructuren in Perpetuum Mobile visualiseren 
  de oneindige beweging van cirkelende redeneringen. Met de andere vormgeving, 
  van staand formaat naar liggend, zette Mark Insingel voor zijn oude gedichten 
  de vraag naar de verhouding van de vormgeving van de tekst en de tekst zelf 
  nogmaals op scherp. De in de bloemlezing opgenomen cirkels heeft de dichter 
  gehandhaafd. In andere gevallen dwong het veranderde formaat hem tot de 
  beslissing of de inhoud van de tekst het belangrijkste was of haar visuele 
  verschijning. Zo veranderde Insingel de afbrekingen in enkele gedichten om ze 
  nog op de bladspiegel te kunnen krijgen. Het gedicht 'bekend / bemind' werd in 
  tegenstelling tot zijn oorspronkelijke versie dwars op de pagina gezet, om 
  nadelige visuele interferentie te voorkomen, met de in grijs gezette 
  handtekening, titel, en paginanummer op elke pagina van de bloemlezing. Het 
  belang van de oorspronkelijke tekst overwoog dat van de visuele presentatie. 
  Het eerder aangehaalde 'to the Brave New World' blijkt echt bedoeld als een 
  conceptueel concreet gedicht. Met heel wat minder woorden bereikt Insingel 
  hetzelfde effect als in de eerste versie. De bloemlezing legt hier een paradox 
  bloot, die tot nog toe achter het formalistisch programma verborgen is 
  gebleven.  
III       
  Tien jaar na In elkanders armen biedt Gezichten een nieuwe 
  gelegenheid het poëtisch oeuvre van Mark Insingel te evalueren. Het is in 1994 
  nog verrijkt met De druiven die te hoog hangen. Ook uit die bundel is 
  een elftal gedichten gebloemleesd.
    Niet alleen heeft de bloemlezing paradoxale kanten, hij toont 
  eveneens opnieuw paradoxen van de poëzie van Mark Insingel. Doel van zijn 
  linguïstische en visuele manipulaties is de ontregeling van vertrouwde 
  voorstellingen en taalvormen. Doel is het in beweging brengen van waarnemen, 
  denken en doen van de lezer, door de ontregeling van het lezen zelf. Eén 
  effect van de visuele manifestatie van de poëzie, dat Insingels werk gemeen 
  heeft met andere concrete poëzie, is de vernietiging van het lezen. De 'ik'- 
  en 'men'-gedichten lees ik niet. Ik zie ze. Wat voor de dichter concept 
  en veel fysieke arbeid was, verijlt in mijn hoofd onmiddellijk tot 
  interpretaties. Het gedicht zelf lijkt taalloos. Ik zie een uitspraak over de 
  subjectproblematiek. Ik zie de kernachtigste samenvatting van de poëzie van 
  Gerrit Kouwenaar, die begin jaren zestig in zijn lyriek voor het 'ik' 'men' 
  invoerde. Ik zie het commentaar op Kouwenaar, dat hij nooit aan zijn 'ik' zal 
  kunnen ontsnappen, ook niet via het 'men'. Ik zie de geabstraheerde vorm van 
  de geïllustreerde letter in middeleeuwse handschriften. Het 'citeren' van die 
  letter in druk, was één van de typografische middelen waarmee oner anderen de 
  dichter William Morris in de tweede helft van negentiende eeuw de basis legde 
  voor de ontwikkeling van de concrete poëzie.
    Een vergelijkbaar effect treedt op bij het lezen van minder 
  visuele, meer taal modulerende gedichten. De premissezin, soms uit slechts één 
  woord bestaand, ondergaat systematische bewerkingen. Die bewerkingen doen zich 
  voor als machinale variaties en hebben daarmee een noodzakelijk verloop. De 
  vaste betekenissen verdwijnen. Daarvoor in de plaats wordt geen nieuw 
  semantisch web gesponnen. Insingel leegt de woorden van betekenis. Het lezen 
  lost op in het voorspelbaar verlopende verdwijnproces.
    Een andere paradox wordt zichtbaar als men zich het citaat 
  over de strijd der vormen opnieuw voor de geest haalt: 'de ware strijd wordt 
  gevoerd op het vlak van de vorm'. Het is een theoretisch uitspraak met 
  politieke consequenties. Insingel refereert ermee aan het inzicht van Adorno 
  over de noodzakelijkheid van esthetische differenties. In een interview met 
  Hugo Bousset uit 1979 spreekt hij zijn liefde voor die term uit: 'Ik houd 
  vooral van de term 'esthetische differentie'. Ik vind dat de cultuur met 
  schokjes of sprongsgewijze of glijdend zich beweegt op het vlak van de vorm, 
  maatschappelijke processen zijn ook vormelijke processen zoals als artistieke 
  objecten vormelijke constellaties zijn. Die esthetische differentie is 
  eigenlijk de enige waarborg voor een culturele en dus menselijke evaluatie.'
    De inhoud echter lijkt geenszins zo willekeurig als vanuit 
  dit standpunt mogelijk is. Het taalmateriaal dat door Mark Insingel uit zijn 
  vaste betekenissen weggemoduleerd wordt, vertoont grote consistentie. De taal 
  van de politieke macht met een steeds terugkerende oorlogsterminologie; de 
  psychologiserende taal van de burgerlijke identiteitsvorming — van actief 
  bestanddeel van de vroege poëzie werd zij tot materiaal; de evenzeer 
  psychologiserende taal van de onderlinge familiale relaties. 
    Door de gerichtheid op vorm en de gerichtheid op het talige 
  hebben de gedichten een evident aanwezig poëticale laag. Ze gaan altijd ook 
  over de taal en het moduleren van taal zelf. Maar zo autonoom als ze zich 
  voordoen, zijn ze door het gebruikt taalmateriaal niet. De thema's congrueren 
  opvallenderwijs met de buiten de poëtische teksten ingenomen opvattingen over 
  de functie van de literatuur in de maatschappij. Ik liet aan het slot van de 
  vorige paragraaf zien dat de bloemlezing deze spanning aan de oppervlakte 
  brengt.
    Aan het taalmateriaal is ook een ontwikkeling in het werk van 
  Mark Insingel af te lezen. Het lijkt steeds persoonlijker te worden. In een 
  vergelijking van deze poëzie met die van Hans Faverey wijst Jean-Paul den 
  Haerynck daarop. Naar aanleiding van Jij noemt stom wat taal is (1986) 
  constateert hij: 'Het beeld wint het van de taalmodulatie.' Die ontwikkeling 
  zet zich door in De druiven die te hoog hangen: 'Uit de opbouw van de 
  bundel kan de lezer een dialoog afleiden. De confrontatie van standpunten of 
  subjectieve benaderingen verpersoonlijken de vroeger gehanteerde 
  taalmodulaties.' 
    Den Haerynck geeft aan dat Insingel daarmee in de buurt komt 
  van het speelsere en vrijere werk van Paul van Ostaijen en Hans Faverey. Deze 
  ontwikkeling in versvorming, in combinatie met het gebruikte taalmateriaal en 
  de strijd tegen het psychologismen, maken overigens erg nieuwsgierig naar het 
  verloochende vroege werk van Insingel. Is dat niet toch op een of andere 
  manier in de latere transformaties betrokken?
    Die ontwikkeling in het oeuvre lijkt samen te hangen met een 
  zekere ergernis van Mark Insingel over de misverstanden rond zijn vroege werk 
  van na de omslag eind jaren zestig. Zijn verzamelbundel besloot hij met een 
  'achteraf'. Daarin gaf hij een wat bitse verantwoording van de titel In 
  elkanders armen. Hij koos voor een 'versregel (...) die — in 
  overdrachtelijke betekenis — het stilistische principe van het boek kan 
  oproepen en tegelijk wijst op de emotionele drang, die men in volgens het 
  cliché in dit soort werk niet zoekt.' 
    De emotionele drang achter de taalmodulaties die voor de 
  esthetische differentie moeten zorgen met de eenvormige premissen van de 
  moderne burgerlijke maatschappij, is de drang der liefde: (erotische) liefde 
  voor één mens, (sociale) liefde voor (de) mensen, de liefde voor de taal die 
  hen uitdrukt en waarin zij zich uitdrukken. Aldus Mark Insingel. Om daarover 
  geen misverstanden te laten bestaan heeft hij in zijn dichterlijke 
  ontwikkeling concessies gedaan aan de vorm en heeft hij aan inhoud meer ruimte 
  gegeven. Hij gaf meer en meer het dichterlijk beeld de overhand over het 
  typografisch beeld. De manifestatie van het tekstlichaam werd minder 
  nadrukkelijk. Daarmee schiep hij ruimte voor de verwijzing naar vleselijke 
  lichamen.
    Al die concessies zijn handreikingen naar de lezers. Zij 
  worden niet langer met de woorden geleegd. Zij worden opgenomen in een 
  toegenomen complexiteit. Verwarring verdicht de taal, verijlt haar niet 
  langer. Verwarring zorgt voor bijna transparante verwijzingen. Dit voor de 
  verzamelbundel geschreven gedicht over een wederzijds plezierend genot is 
  tevens opgenomen in de mooi vormgegeven bloemlezing.
    Zij was zo mooi in 
    zijn verwarring.
    Hij was zo tenger in
    haar tederheid.
    Zij waren zo opwindend
    in elkanders armen.
    Hij was zo tenger in 
    zijn tederheid.
    Zij was zo mooi in 
    haar verwarring.
    Zij waren zo opwindend
    in elkanders armen.
    Hij was zo mooi in zijn verwarring.
    Zij was zo tenger in 
    haar tederheid.
    Zij waren zo opwindend
    in elkanders armen.
    Zij was zo tenger in
    zijn tederheid.
    Hij was zo mooi in
    haar verwarring.
(Terug) naar het vooraf met de verwijzingen naar de andere essays