marionettentheater

 

 

trekt het mes uit het lichaam voor hem op de planken. veegt het lemmet niet af. draait het mes gedurig in de hand rond, tastend, tot de snede dwars staat op het koord boven het hoofd. kerft. kerft. hoofd knikt, kin schuin naar rechts op de borst. het gelede lichaam richt zich niet op, zijgt met kleine schokken over de gewrichten ineen, hangt aan die ene arm nog. hij. aan het laatste koordje. als wuivend, van het eertijds overeengekomen vlot, naar de lege zee, de volle zaal. dat nooit. mes moet van vuist naar tussen duim en vingers. en dan de pols buigen, het lemmet haaks wrikken op het koord waarmee de hand bestuurd werd en dat uit de aard der zwaartekracht strak staat. dit is geen greep. dit is gegrepen zijn. heroïsche figuur, in handen van zijn willen. wat beschikt hij over een polsgewricht waarover hij beschikt. dat kerft. dat kerft. dat kerft met kleine kerfjes. zijn arm zal vallen, het mes als steun steken in het hout. hij zal op staan, de koordeinden van zijn lichaam lossnijden. hij zal zijn mes de lege zaal, de hoge zee in werpen, op de planken rondgaan.

 

 

noodtrap

naar het schone geheim