uit: en gingen uit sterven  en daaruit is ook het volgende gedicht:

en de zon stond stil en de maan bleef staan totdat het volk zich op zijn vijand had gewroken

voor krijg wel een dag aanhouden. zonder schok viel de aarde stil. bede
kreten. een, twee, dreunen. rumoer van scherven. juichen. schieten. het kreunen
van een hond die zijn verlamde achterlijf rondsleept
langs de verminkten. inslagen. bij een enkel verspreid genadeschot
eindelijk, draaide van de zon de aarde weg, door de kortste nacht heen
naar de smalle tochtspleet waarin, tot hij opvlamt, een nieuwe ochtend smeult.

deze avond, lagen zon op wrakke en op onderhouden daken,
op schaduwen, asfalt, stoppelakkers, zonnebloemen. een venster sproeit
gensters op de vijg. onzinnig deze avond het geluid van stromend
zwembadwater, krekels, merels, mussen, brommers, koeien te beschrijven
om een uitstel te bewerken van wat toch komen zal. deze avond
wordt onweerstaanbaar krachtig langs de man met gieter bij de rozen,
de uitgelaten meisjes, langs de lomen hier en elders voortgeduwd.

hoe onverzettelijk wij ook blijven zitten, deze avond blijft vallen en de nacht overvalt ons desondanks


overkant

plaatsgemaakt voor wat je zoal draagt, bed, stoel, boxen.
zelfs uit de kieren van de vliering het rag verwijderd.

gebleven is een heimwee, nu het erf grenst aan de rivier

de ijssel; vanuit de erker de spijlen van het smeed
ijzeren hek, de dijk soms verzadigd van smeltwater,
soms zijn berm dor voor het glinsteren in de verte

gebleven is in het westen de zee, de zon echter

komt minuten vroeger los van de overzijdse
oever en steeds eerder gaat zij achter de uitgestrekte
bossen onder in het verpolderde meer; het huis daar,
hoewel zonder kelder, past net zomin in de dagen

komt altijd weggaande aan, nergens ben je die je blijft
                        (uit:
grondzee)

 

muze, het gele meisje

wat, als ik zou blijven kijken, rest nog
van uw oog, een schittering? het kristal
in mijn hand is een ster. belast mij dat?
verblind ik u? ziet u mijn tranen? nee

er is geen schaamte, er is een gratie
die mij beschaamt, ononderbroken
is de lijn van haar lijf dat mij te kijk zet.

licht is ze, een veren vlees dat, buiten
mijn zicht, tot vleugels zij herschikken zal.
nu ziet ze mij, zie ik, ze ziet hoe ik

verdwijn voor ik aan u verschijnen kan.
het zijn haar vingers die mij neerzetten,
mij helen, die mijn hand een hulpe zijn
tegenover uw ogen, en de mijne
                        (uit:
lichaamswater)

 

naar bibliografie