Geschreven over overvloed:

 

''Misschien is het omdat hij zelf ook dichter is, maar Hans Groenewegen is goed voor de poëzie. In Overvloed bespreekt hij bijna veertig poëziebundels. Allemaal worden ze even serieus genomen en even liefdevol aan alle kanten bekeken ... Alles mag meedoen, van de abstracte en filosofische gedichten van Erik Spinoy tot de anekdotische poëzie van Ingmar Heytze ... Groenewegen is zo redelijk dat je er kriegelig van kan worden. Als er voor de zoveelste keer iets genuanceerds staat ... zou je wel eens willen dat hij wat korter door de bocht zou gaan. Zelf over Ilja Pfeijffer, zijn tegenpool, blijft Groenewegen billijk ... Hoe zachtaardig Groenewegen ook omgaat met poëzie, hij zet haar niet onaanraakbaar weg in een glazen kastje. Hij gaat ieder gedicht haast te lijf. In zijn beschouwingen gaat het niet alleen om de woorden, maar is er ook een belangrijke rol weggelegd voor de bladspiegel, de omslag van de bundel of de titel ... Door die aandacht voor alles wat gewoonlijk in de marge blijft, is Groenewegens werk 'deconstructief' in de oorspronkelijke betekenis van het woord. Niet omdat hij afbreekt wat hij tegenkomt, maar omdat hij elementen naar voren haalt die doorgaans buiten beschouwing blijven ... Groenewegen kan prachtig schrijven, maar zo nu en dan ...  In de geest van de auteur zal ik me van de 'traditioneel oordelende opmerking' onthouden, maar één ding is zeker: als ik dichter was, zou ik het fantastisch vinden om door Groenewegen besproken te worden.''  Yra van Dijk, 'Met te weinig oogkleppen', in: NRC Handelsblad, 31-3-2006.

 

''Je leest niet vaak stukken waarin de lectuur zo grondig wordt voortgezet, en waarin consequent wordt getoond dat je altijd nog een paar treden verder de diepte in kunt. Dat heeft ook een nadeel. Soms blijft Groenewegen zo lang en zo bereidwillig naar een paar regels kijken dat het essay zelf tot stilstand lijkt te komen. Ik was tijdens het lezen van dit boek enkele malen opgelucht als bleek dat Groenewegen ook eens een ferme uitspraak durfde te doen ... Briljant is Groenewegens analyse van De laatste modernist van H.C. ten Berge, heel overtuigend zijn pleidooi voor Aap van Erik Bindervoet - ik zie me gedwongen dat boek opnieuw te gaan lezen. In een van de sterkste essays legt Groenewegen een verband tussen Luceberts schilderij De drie groeifasen van een dichter en de ontwikkeling van diens dichterschap (...) Moeten we niet vaststellen dat Groenewegen wel degelijk cijfers uitdeelt, maar dan impliciet? En dat dat niet erg is?' Piet Gerbrandy, 'De vrijheid van de criticus', in: De Groene Amsterdammer 20/1/2006.

 

''Overvloed is een boek dat je tot het einde toe aan het denken blijft zetten, over poëzie, over taal, over de soms schijnbaar willekeurige loop van poëtische ontwikkelingen in de afgelopen eeuw. En al kan de gedegenheid van Groenewegens aanpak soms wat saai aandoen, de vragen die hij opwerpt blijven prikkelen. Tijdens het lezen had ik vaak de neiging terug te bladeren omdat me ineens iets te binnen schoot: want wat je daarnet zei, daarbij vraag ik me toch af ... Alsof ik dagenlang in gesprek was met deze wakkere, scherpe, en toch altijd nobele poëziecriticus.'' Jannah Loontjens, 'Plicht tot voorbeeldigheid', in: Bres 236 feb/maart 2006.

 

''Groenewegen is een heel secure lezer, die ook aandacht heeft voor de kleinste betekenisvormende factoren: interpunctie, bladschikking, klankverschijnselen, metrische en ritmische patronen. Closereading in de goede zin van het woord. Anders dan de Merlynisten probeert hij niet het koste wat het kost 'eenheid' in een gedicht of oeuvre aan te brengen. Veel moderne en hedendaagse poëzie leeft immers van breuken, betekenisverschuivingen, allusies die niet in een nauwsluitende analyse kunnen worden gevat. De criticus is in eerste instantie een lezer die zich laat verrassen, zintuiglijk leest, hardop verklankt en luistert, zichzelf observeert en zijn tentatieve interpretaties door andere gedichten laat weerleggen (...) Groenewegen doet weinig toegevingen aan de lezer. Je moet je aandacht er verdraaid goed bijhouden om hem op zijn kronkelwegen (en die van de dichter) te volgen. Voor een eerste kennismaking met een dichter zijn de stukken te veeleisend. Wie al enigszins (of zelfs grondig) met het werk vertrouwd is, krijgt echter een schat aan inzichten in dichterlijke methode en thematiek (...) Het is jammer dat deze schitterende verzameling commentaren in zulke kleine letter gezet is.''

Erik de Smedt in De leeswolf 8/2005.

 

''Eindeloos zijn de manieren om boeiend over poëzie te praten. Op de armzalige manier van Overvloed na.''  'Gerommel in de verte, maar nooit de bliksem', Mario Molegraaf in PZC 19-10-2005.

 

''Al zijn stukken, of ze nu groot of klein zijn, getuigen van zijn behoefte door te dringen in die zo verschillende dichterlijke werelden. Zijn motto daarbij is van Leonard Nolens: 'Wie plaats wil nemen in de stem van een ander, hij verandert in zichzelf.' Inderdaad, intensief poëzie lezen is een vorm van zelfonderzoek. Groenewegen heeft een ruim hart en kan veel dichters aan: onder anderen Ten Berge, Duinker, Geerds, D'haen, Spinoy, Insingel, Lucebert (mooi met diens schilderkunst gecombineerd), Stitou, Vegter, Brassinga, Oosterhoff, Wijnberg. Een heel scala waaruit blijkt dat poëticale vooringenomenheid hem vreemd is.''

T. van Deel voor de bibliotheekinformatiedienst Biblion, 13-10-2005.

 

''Elk essay in zijn bundel Overvloed over poëzie sprankelt door de frisse en open benadering van de dichtkunst (...) In de handen van Groenewegen krijgt de poëzie een grote urgentie en dynamiek (...) Voor Groenewegen is elke herlezing een nieuwe ervaring en is elke lezer een nieuwe maker van het gedicht (...) Zo volgt de lezer gefascineerd de woorden van Groenewegen naar nieuwe poëtische uithoeken. ''

Jurjen Simmelink op www.8weekly.nl 12/10/2005.

 

''Er is in Overvloed veel dat voor hem pleit: zijn grote kennis van de verstechniek, het zuivere oor voor de klank, het scherpe oog voor zelfs de meest minutieuze details en verrassende betekenismogelijkheden. Vooral in zijn scherpzinnige beschrijvingen is hij heel goed, als hij - al zeker van zijn zaak - hardop wikt en weegt en de lezer beweegt  mee te denken. Steeds voorzichtig, kalm, evenwichtig, consciëntieus. Derhalve soms een tikkeltje saai en te weinig brutaal, al schuwt hij de polemiek niet  (..) Groenewegen past toe wat hij  gelezen en geleerd heeft en dat doet hij, laat daarover geen misverstand bestaan, razend knap en steeds op basis van originele invalshoeken. Maar er is ook een soort kennis die voortkomt uit een zekere geniale gekte, een dwarsheid en oorspronkelijkheid die de lezer overdondert en verbluft. Overloed maakt de lezer wijzer en rijper, maar 'de schok der herkenning'  blijft uit.''

Joop Leibbrand op Meander 24/9/2005.

 

Geschreven over Met schrijven zin verzamelen. Over poëzie in de Lage Landen
Geschreven over van alle angst ontdaan
Geschreven over Het handschrift van Lucebert
Geschreven over zuurstofschuld

Geschreven over Revolver, dossier Karel van de Woestijne

Geschreven over en gingen uit sterven

Geschreven over vrede is eten met muziek

Geschreven over lichaamswater

Geschreven over grondzee

Geschreven over overvloed

Geschreven over schuimen langs de vloedlijn

Geschreven over die zo rijk zijn aan zichzelf

Geschreven over door geen poëzie meer uitgewist

Geschreven over licht is de wind der duisternis

Geschreven over en gene schitterde op de rede

 

Alle kritieken samen
 

 

naar beginpagina