de lamp verdiept om mijn ogen het donker.
ik ben ten dode op liefde geschreven.
ik dronk met hen. ze vloekten, zongen. zwegen.
zij leefden vergetel, overleven doe ik.
ik heb in de wijk de poesjes verdronken,
ik heb in de poolzee de zon afgezonken,
in mijn adem heb ik de woorden verstikt.