wat, als ik zou blijven kijken, rest nog
van uw oog, een schittering? het kristal
in mijn hand is een ster. belast mij dat?
verblind ik u? ziet u mijn tranen? nee
er is geen schaamte, er is een gratie
die mij beschaamt, ononderbroken
is de lijn van haar lijf dat mij te kijk zet.
licht is ze, een veren vlees dat, buiten
mijn zicht, tot vleugels zij herschikken zal.
nu ziet ze mij, zie ik, ze ziet hoe ik
verdwijn voor ik aan u verschijnen kan.
het zijn haar vingers die mij neerzetten,
mij helen, die mijn hand een hulpe zijn
tegenover uw ogen, en de mijne