honingwind
barnsteen
nooit ook maar gezien, laat staan
aangeraakt, eraan geroken, gelikt
of het naar hars- of honingwind smaakt
waterjuffer
bij het ruisend
oor
albasterfles, bolling
in de holte van de handen, vingers
lichtjes aan de
hals, om het klokken
van de koele harswijn in de
kelk
amber traan om wat hij weet dat komt:
heimwee, dronk, dar neerdwarrelend in de
schelp
honing, cypres achter de schuimrand
een zwart tegen
de
nachtlucht
flakkerend fanaal
noodtrap
naar het schone geheim