gister — git tegen, licht nog, de nachtlucht
het houtwalsilhouet en daarachter reikt
ruisend de vlammenlijn van populieren —
op de ronding van de duiker in het hoog gras
stond wie ongezien er staan kon — staat er, wiegend,
hoort het dode water sijpelen, plukt bloesem
schermen uit elkaar en strooit de kelkjes rond —
en rook de onvergelijkbaar zelfde dichte
geuren van de vlier en zag de bloesems smeulen