blinde drummer
uit ruisen, filtert het ene ritme
zijn hoofd, na het andere, naar zijn handen
geen slagen op een trommelvel, op het metaalbeslag
om de trommel laat hij tikken uit zijn vingers druppen
van het vergeefs over de schelpen spoelend licht vangt hij
spatten in zijn bekkens op die hij in de verduisterde hoofden sprenkelt
wankele, wankele, zijn hoofd neigt naar wat erachter om op te drijven is
her en der ploeteren stemmen door de rimpelingen
in de beekkromme naar de monding van de beek