statief
na gisteren kan iemand weer hebben gelogen,
zei hij, maar wie wijst hem mij aan, de leugenaar
zeven fotografen liet hij in hetzelfde stijve uur
van een windstille dag in de derde week van juni
een foto maken van dezelfde populieren vanaf hetzelfde
door hemzelf opgestelde statief en de leugenaar,
bij vergelijking van de foto's, hij vond hem niet
maar wie, zei hij, wie noemt mij iemand die weet
of wie wijst er weet van heeft, die van zichzelf afwijst, is hij het zelf niet
dezelfde fotografen, u moet ze kennen,
een dag of wat later, het statief had hij laten staan,
liet hij dezelfde veertien populieren
langs de epte bij limetz door hen fotograferen
opnieuw op het middaguur en geen zuchtje
de beide negatieven van elk van de fotografen schikte hij
nauwkeurig op elkaar en hij drukte zelf de zeven foto's af
na de vergelijking, gisteren, besloot hij
beide reeksen negatieven van de zeven bekende fotografen
in elke mogelijke combinatie over elkaar in groot formaat
af te drukken en de afdrukken te vergelijken, hij hield
daarbij van de foto's en van het kijken
hij herinnerde zich het veren van de bodem, de gestalten van de zeven fotografen,
het wegen van het statief onder zijn linkerarm, overwoog het woord zonnenwende,
de groeisnelheid van populieren, de invloed van dauw op de bladstand, voorzag een kathedraal,
een remise, een wolk spreeuwen, rekende met het in vergetelheid raken van de fotografen