Inleiding dagteksten
'We weten dat het zijn droom was op het hoogtepunt van zijn werk achter een onoverzienbare lawine van citaten te verdwijnen.'
Op deze plaats vindt u een
van mijn mogelijke dagboeken van een lezer. Ik citeer
dagelijks zonder eigen verbindende of verklarende tekst uit wat ik de dag daarvoor las: essays, romans, gedichten, kranten en
wat er zoal meer voor ons aller oog geschreven is. Omdat wat ik lees me verwijst naar
wat ik eerder las, zoals het me, net als mijn leven, verwijst naar wat ik nog
lezen zal, dient u ‘dag’ ruim op te vatten, als levensdagen. Ik citeer uit wat
me treft, wat me voor vragen stelt, in problemen brengt, wat uitwegen probeert,
verbanden ontwerpt – benieuwd naar de orde van het wortelstelsel dat mij op deze pagina
voor ogen komt.
Treft mij een
reactie van een lezer van deze site, zal ik die
citeren. Net als de andere citaten, zal ik die reactie
anonimiseren. Namen
schermen teksten af met verwachtingen, voorgevormde waardering, overgeleverde autoriteit
of reflexmatige afwijzing.
Mijzelf
probeer ik op deze plaats teksten overschrijvend uit mijn ingeslepen waarderingenhiërarchie
los te maken – u, lezer, kunt
onbevangen lezen:
Dagteksten september
1
september 2006
Doe niet zo
kinderachtig licht Ga
gewoon je gang Ga om met
me als
gelijke
2/3september 2006
Eens kijken, geen boek.
4 september 2006
Alleen datgene wat
als eerste onze zintuigen had ontwijd had werkelijk scheppende kracht: de mens
zal alleen wanneer hij iets werkelijk had aanschouwd. Schilderen was niets
anders en behoorde niets anders te zijn dan de helderziende openbaring van
ruimten. Als het dat niet was, had het in feite geen enkele zin. Schilderen was
niet meer dan het opplakken en overplakken van bekende, reeds geschilderde
beelden: de kwantitatieve vermenigvuldiging van het reeds geziene!)
5 september 2006
Vreemd! Hier zat
een onbepaald ‘iemand’ in de
spiegel, noemde zich ‘ik’, droeg dat volkomen
ondoorgrondelijke en onduidelijke ‘ik’ van hem al jaren met zich mee en rookte
terwijl hij walgde van het roken, terwijl hij voelde hoe weerzinwekkend het was,
wat een benauwd gevoel het in zijn borst gaf, wat een hoofdpijn hij ervan kreeg,
wonderlijk groene kringen draaiden voor zijn ogen en alles was zo vaag en
onduidelijk, zo vreemd en ongrijpbaar: een subject zijn en de identiteit van je
subject voelen!
Toen D onwillekeurig opmerkte dat die bleke en
onbekende man zat te roken en dat het die avond zeker al diens vijftigste
sigaret moest zijn, haalde hij de brandende sigaret van zijn lip en gooide het
stinkende brandende papier in de asbak. Pas nu voelde hij hoe de nicotine als
hars in zijn keel droop en hoe zijn tong brandde onder die walgelijke en
stinkende plak. Hij nam nog een slok melk en verzonk in een golf van
tegenstrijdige gedachten, die in hem opkwamen als verzet tegen zijn
hypochondrische rusteloosheid (alsof een dele van zijn persoonlijkheid weerstand
bood). Hij zoog een golf lucht naar binnen die als een frisse bries op een
lenteochtend de dichte wolk sigarettenrook, gemorste wijn en parketolie verdreef.
6 september 2006
De ergste verminking volgt uit de verstoring van de zintuigen.
C’s tekst Xnsqu verzet zich tegen de leesbaarheid. Hij
probeert het zwijgen als taal te noteren. Dit terugtrekken in de sprakeloosheid
is een stap voorwaarts. Taal betekent tegenwoordig een overstroming van
informatie; die informatie-inflatie verstoort de waarneming en verhindert
ervaring. Tegen deze overstroming probeert C een wering op te
trekken.
Door het toerisme en de fotografie wordt niets meer gezien, alles wordt alleen
nog gefotografeerd. Dat is een onderdeel van een programma om de gedachtenis, de
herinnering en de ervaring uit te wissen. De ervaring wordt aan apparaten
overgelaten. Het oudtestamentische beeldverbod krijgt een onverwachte
actualiteit.
Tegenwoordig is het de opdracht van de kunst de onderwerping van de mensen aan
de apparaten te verhinderen. Daarom moeten kunstenaars zich weer uit de politiek
terugtrekken. Tegenwoordig komt het niet aan op de correctie van de politiek,
maar op die van de techniek.
7 september 2006
De toneeltekst mag
niet worden overgebracht als een boodschap, als informatie, maar hij moet een
melodie zijn die zich vrij door de ruimte beweegt. Elke tekst heeft een eigen
ritme. Dat ritme bevindt zich weliswaar onder de oppervlakte, maar is zo
merkbaar dat het, als bij een popconcert, het lichaam beweegt. Deze kwaliteit
zou het toneel weer moeten krijgen. Daar heeft het bijzonder goede teksten nodig.
Goede teksten leven door hun ritme. Hun informatie is in dat ritme besloten,
niet in de boodschap.
De stukken van Shakespeare die, zonder inkortingen, vandaag de dag vier
tot vijf uur duren, werden in de tijd van Elisabeth in maximaal tweeënhalf uur
opgevoerd. Het was louter ritme, alleen beat. Niemand dacht erover na wat er met
de een of andere zin werd bedoeld – als je daar behoefte aan had, kon dat
achteraf ook nog wel. Het is een negatief gevolg van de Verlichting dat de
mensen denken dat ze in het theater iets moeten begrijpen. Maar het hoofd hoort
niet in het theater, dan doe je geen ervaringen op. Alleen blind kun je iets
ervaren. De europese kultuur wordt in belangrijke mate daardoor gekarakteriseerd,
dat ze mensen het vermogen ontwent om te ervaren. Overal worden schakelingen
tussengebouwd, opdat er tussen de zaak en de mens geen directe relatie kan
ontstaan – het gaat er niet om techniek überhaupt in het verdomhoekje te zetten,
maar de vraag is hoe je welke techniek waarvoor gebruikt.
8 september 2006
Op de intensive care was het voor mij van belang dat ik in mijn hoofd
schreef. Ook bij bepaalde ingrepen, die steeds weer worden gedaan en die pijn
veroorzaken, heb ik elke keer geprobeerd me aan eigen teksten vast te houden,
tegen die pijn. Dat lukt eigenlijk alleen met zeer dichte teksten, met lyriek.
Met proza lukt dat nauwelijks. Het moet rijmen. Een tekst moet bijzonder
gecondenseerd zijn of een heel hechte vorm hebben, dan helpt hij tegen de pijn.
De vorm moet heel hecht zijn.
9 september 2006
... de verdwijning van het subject. Dat is ook het belangrijkste
thema van de postmoderne franse filosofen. U, A en
M proberen ideologsich te onderbouwen dat dat een goede
ontwikkeling is. Het is hun poging om aansluiting te krijgen bij de machine, ze
rennen achter de machine aan. De theoretische inspanningen in Westeuropa zijn er
helemaal opgericht aan de kant van de overwinnaars te staan, de machines. De
overwinnaars van onze eeuw zijn de verwoesters. Je moet weigeren te winnen.
Interessant zijn de mislukten zoals C. De postmodernen zijn gewoon
bang om niet bij de winnaars te horen, maar bij degenen die – in intellectuele
zin – in het kamp terecht komen.
10 september 2006
verveling is over de
tijd uitgesmeerde pijn
11 september 2006
In het jaar 1141 na de menswording van God, toen ik tweeënveertig
jaar en zeven maanden oud was barstte de hemel open in een vurig licht. Het
doorstroomde heel mijn geest en het doorgloeide mijn hart als een vlam die niet
echt brandde maar alleen verwarmde, zoals ook de zon iets waarop zij haar
stralen richt, verwarmt.
En plotseling ontsloot zich voor mij de betekenis van de psalmen, van de
evangeliën en van de overige boeken uit het oude en het nieuwe testament.
Dit alles zag en hoorde ik, maar toch kon ik er niet toe komen het op te
schrijven. Niet uit onwil, maar uit een twijfel, zó hevig dat Gods gesel mij op
het ziekbed wierp. Eindelijk bracht ik daar, door grote pijnen neergeslagen,
mijn hand tot schrijven.
Toen keerden mijn krachten terug.
Pas toen herstelde ik van mijn ziekte.
12 september 2006
L:
Zijn composities zijn ongemeen levend als je ze in stukken breekt en uitprobeert
hoe de gebroken delen in de huidige situatie zich opnieuw voegen. Het
eenvoudigste voorbeeld van een dergelijk kapotmaken van een omhulsel is nog
altijd de mythe van Orpheus: Orpheus wordt uiteengescheurd en de
afzonderlijke lichaamsdelen – in het latijn met de schitterende spreuk,
‘’disjecta membra poetae’’ – drijven in de rivier en elk van de delen zingt
door. De zang is niet voorbij, maar is een ander zingen geworden.
Elk nieuw kunstwerk – als het er een is – dus ook elke nieuwe enscenering,
verandert het zicht op de voorafgaande ensceneringen, verandert dus ook het
zicht op het werk dat wordt geënsceneerd. Vanzelfsprekend raken mensen daardoor
verstoord.
D:
Daar zit de pijn, in de angst voor de verandering.
L:
Daarom is er een verschil tussen succes en werking. Het succes begint als een
kunstwerk is uitgewerkt. De werking begint als er geen succes tot stand komt.
Met succes bedoel ik in dit geval de algemene harmonie in het publiek die zich
ontlaadt in bevrijdend applaus.
13 september 2006
Het allerdomste is dat men in de zaal gaat zitten om te begrijpen.
Geen publiek waar ook ter wereld begrijpt in de schouwburg een stuk van
Shakespeare. Het gaat ook helemaal niet om het begrijpen. Het gaat erom dat je
iets ervaart, of wat beleeft. Achteraf begrijp je misschien iets.
14 september 2006
Kò
gaat verder: ‘’Ik ga er geen woorden meer aan vuil maken. Kè heeft
mij diep gekwetst en de hoorn op de haak gegooid. Alleen dat geeft al aan in wat
voor situatie hij zich bevindt. Ik betreur het dat het zo heeft moeten lopen.
Dat hij mijn eerdere ziekte aangrijpt als excuus voor deze beschamende vertoning,
is van een bedenkelijk niveau. Hou op met wijzen naar een ander en wees een
vent. Zeg waar het op staat, eerlijkheid duurt het langst.’’
15 september 2006
<overigens> is nog nergens aangetoond dat de mens het dominante
levende wezen op aarde is. Misschien zijn de virussen dat en zijn wij alleen
materiaal, een soort kroeg voor virussen.
16 september 2006
Buiten de computer is er geen utopie meer. Dat heeft in zo’n
benauwde ruimte als Japan natuurlijk wel andere gevolgen dan in de Sowjet-Unie
met haar enorme landmassa. Daar is het eerder de computer die zich verandert,
wodka gaat drinken en steppe wordt. Dat is nog een perspectief, een verstepte
computer.
17 september 2006
Hij begreep weliswaar niet hoe hij hier
binnen
was gekomen, maar als dat op een of andere manier had kunnen gebeuren, dan moest
de waarheid van al deze spiegels
onvolmaakt zijn.
18 september 2006
En wat wil het toeval?
De buurt
staat op zijn kop, je camouflagedagen zijn geschiedenis, alleen
citaten bieden onderdak. De reacties druppelen binnen, ritmisch, eentonig,
tel uit je winst. Ongewild heb je ons gelijk bevestigd, welk gelijk blijft even
in het midden – een echte doe-het-zelver heeft aan
één woord genoeg.
(...)
19 september 2006
Op alles ben ik voorbereid: deze
vrede is schokkend genoeg.
20 september 2006
& altijd
is er wel
een die de poespas ensceneert
& ook analytisch
denken behoort
tot de mogelijkheden
‘& de
meeste
dialogen zijn
een gemankeerde monoloog’
21 september 2006
Het
literaire medium kan soeverein worden in stijl, in taalbeheersing, in
materiaalbehandeling: authenticiteit. Maar wat het niet kan is zijn inhoud
opgeven. Al zou een tekst erin slagen nergens meer over te gaan, inhoudelijk
blijft hij gevuld: met het vorige medium, de stem van de dichter, van diens
lyrische ik of de ontkenning daarvan, tot klinken gebracht in een schrijfstijl.
En een stem richt zich altijd tot een ander, dat is zijn geluk. De monologue
interieur bestaat niet. Iedereen is altijd in
gesprek.
22 september 2006
Bij het afscheid van G. vanmiddag in het
crematorium te V. schuiven de mensen langs de kist. Een bloem, een
stille groet. Dan is A.Z., bibliofiel uitgever, aan de beurt. Hij
strooit los uit de hand wat loden letters over de kist, het doorbreekt de stilte.
Even later een man die op het laatst nog een zware rugzak over zijn schouders
sjort. Een parachute – denk ik, deze man springt zo meteen de
diepte in, de dode schrijver achterna. Ik meen te zien hoe de hitte
hem terugblaast, en kijk daar staat hij weer, beide voeten op de grond. ‘’Sam
H.’’, zegt hij, ‘’aangenaam.’’
23 september 2006
ik haast mij om begrijpen voor te blijven
24 september 2006
Heb je nog een vast ritueel voor een wedstrijd?
Ja zeker, ik doe mijn zegje tegenover God en draag een bijgelovig bandje om mijn
middel.
25 september 2006
De paradox is dus dat de nieuwe objectiviteit ook een nieuwe subjectiviteit
is. Niet de subjectiviteit van een qua kennis en overtuigingen, sociale
ingepastheid en geordende sentimenten welgevormd ‘ik’, maar de subjectiviteit
van een elk moment zichzelf weer vreemd en nieuw geheel van zintuiglijke,
nerveuze en psychische bewegingen, zonder samenhang en duurzaamheid, maar wie
weet in zijn radicale ontvankelijkheid op weg naar een verruimde, nieuwe, opener
werkelijkheid waarover buiten de poëzie om nog niets te zeggen valt.
26 september 2006
Wat rest is de poging om mijn mislukking te beschrijven, zodat
die tenminste een ervaring wordt. Uitgangspunt was een tekst van A.T.
die een Mongoolse marteling beschrijft waarmee gevangenen tot slaven worden
gemaakt, werktuigen zonder geheugen. De technologie was eenvoudig: de gevangene,
die tot overleven was veroordeeld en niet tot de slavenexport, maar door de
veroveraar bestemd voor eigen gebruik, werd het hoofd kaalgeschoren en hij kreeg
een helm opgezet van de halshuid van een pas geslachte kameel. Aan armen en
benen geboeid, de hals in een blok zodat hij zijn hoofd niet kon bewegen en in
de steppe overgeleverd aan de zon die de helm uitdroogde en rond zijn hoofd
samentrok, zodat zijn doorgroeiende haren zijn hoofdhuid in groeiden, verloor
hij binnen vijf dagen, als hij die overleefde, onder hevige pijn zijn geheugen
en was hij na deze operatie een storingvrije werkkracht, een ‘’mankoert’’. Geen
revolutie zonder geheugen. Een vroeg ontwerp voor het totale productief maken
van arbeidskracht, tot aan de omzetting in grondstof toe, in de
concentratiekampen. Ik kon het proces van het verval van het denken, het
uitdoven van de herinnering, niet uitbeelden, alleen maar beschrijven en de
beschrijving verstomt (...) literatuur is geronnen ervaring. De doden schrijven
mee op het papier van de toekomst, waaraan al van alle kanten het vuur lekt. (Techniek
ontwikkelt slechts reflexen, ze verhindert de ervaring. Onze kameelhuid de
computer, het totale heden.)
27 september 2006
ik ben degene die mijn eigen lichaam aanvoelt en ik hoop dat ik binnenkort
weer op dat veld sta
28 september 2006
Een andere variant van wat F wilde, is de
schrijfbeweging van W – het verdonkeren van de informatie door een
hypertrofie van de expressie, W schreef vanuit de omstandigheden
van het Amerikaanse Zuiden. Hij maakte zich tot neger. F en
W hebben het oeuvre van R verdergeschreven. Het basisthema
van de lijn R-F-W is de selectie: Auschwitz als het laatste stadium van de Verlichting. Aan het eind van de 18e
eeuw werd in Petersburg een kongres gehouden van theologen en juristen. Het
probleem van de Russen was dat ze niet wisten wat ze met de criminelen moesten
doen. Ze hadden niet de middelen meer om de gevangenissen te financieren. De Frans-Jakobijnse delegatie deed het voorstel werkkampen in te richten. Dat was
Europees Verlichtingsdenken. Zelf waren de Russen nooit op het idee gekomen want
het staat niet in de bijbel en ze waren nog niet Verlicht. Sindsdien bestaan de Goelagkampen.
29
september 2006
De enige
relevante vraag is of het op dit moment überhaupt verstandig is om in het
openbaar over kunst te praten. Kunst is het probleem van een minderheid en
minderheden kunnen alleen overleven als de meerderheid geen volledig inzicht in
hun binnenwereld heeft. Als een ethnoloog een indianenvolk volledig in kaart
heeft gebracht, sterft dat volk kort daarna uit. Verlichting is een negeatieve
kracht die alles ontwricht wat hij in de vingers krijgt. Er wordt veel te veel
gepubliceerd en elke gedachte wordt veel te snel aan de maatstaf van de
discursiviteit onderworpen. De strategie van de uitroeiing is verlegd van uitroeiing van
ruimte naar die van. Het gaat er alleen maar om
om geestelijke minderheden op te sporen, om ze plat te walsen. Elke afwijkende
gedachte wordt in de kiem gesmoord. We leven in een tijd van informatie-inflatie
en elke gedachte die, elk bedenksel dat toegankelijk wordt gemaakt voor de
common sense is door de overvloed aan informatie bij voorbaat ongeldig. Ook
dit gesprek draagt uiteindelijk alleen maar bij aan de uitholling en verslapping
van verzetsimpulsen en neutraliseert hun werkingskracht. De functie van de
openbaarheid moet sterk worden betwijfelt. S demonstreerde de
enige juiste manier om met de openbaarheid om te gaan: radicaal afschotten.
30
september 2006
En E zal zeggen Ik ken een raadsel en hij: Zeg het.
En E: Het heeft vier poten, twee neuzen, een invalidekruk, drie
uiers, een lange rode staart, het blaft, het vliegt en het heeft soms een stijve.
Hij denkt lang na, tot E ongeduldig wordt en zal zeggen: Nou weet
je 't al? En hij: Er begint een rood lampje bij me te branden. Heeft het soms
een ook een leesbril, vijf vleugels, legt het een ei of een kind, al of niet in
het nest van een ander, kan het praten, is het soms rood, soms blauw en dan weer
geel of wit, huilt het als het lacht en lacht het als het verdriet heeft, heeft
het ogen in het achterhoofd, een gespleten tong en een vredesteken op de
onderbuik?
Hou maar op, zegt E, jij weet het al. En hij: Maar waarom heeft
het soms een stijve? E, lachend - hij lijkt plotseling een
nieuwjaar ouder-: Dat is om het menselijker te maken.
terug naar actuele dagteksten
klik
hier voor de dagteksten van augustus
2006
klik
hier voor de dagteksten van oktober 2006
Klik
hier voor de dagteksten van november 2006