de lamp boven de tafel heeft de hele nacht gebrand.
de wereld is niet slecht, de wereld is vol. ze hoefden
weken niet uit te rukken, handhaaf dan maar eens de staat
van paraatheid. het was gewoon op. honger moet je voeden.
niet als je niks te vreten hebt. waar was hij gebleven?
op de planken heeft iedereen gelijk. ertussen ook.
ertussen? wordt hebben zijn. ze lagen vlak voorover. hoe ze
ze elkaar aansteken. in een week is het gedaan. helaas slaat
hij zich er niet meer doorheen? hij kende de cijfers niet?
hoedje van papier. pas op hoor, staat het er eenmaal,
ben je gezien. niemand hangt dan nog aan een opvoering.