is er nog
zee,
nog meer,
trekt nog
stroming onder het veer?
zie de
troostende hand en de
ontroostbare
hand daarin, in haar schoot, beide de hare.
sloot ze haar vingers te stevig om de knop
van de rozenhouten deur naar
de eetzaal?
zie het haar,
zie haar
van welke plant had ze
bloem, blad of blazen
niet mogen eten? heeft ze een
leegte gebezigd,
haar onvoldaan? wiens
woord is zij of wier?
als er een wie is en kent
nog het vlies
laat haar niet over, laat
gaan
noodtrap
terug naar het schone geheim